What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Log in
Register
‹
Return to search
Klas 1 - bron F ch1
Bonjour & bienvenue!
C'est lundi!
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
4 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Bonjour & bienvenue!
C'est lundi!
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
tu
mes parents
nous
vous
mon ami
regardons
aimes
aime
chantez
regardent
Slide 4 - Drag question
ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
-
persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On
Slide 5 - Drag question
GRAMMATICA - werkwoordsvormen
Vous
Nous
Marie
Tu
dans
es
march
ez
regard
ons
parl
e
Slide 6 - Drag question
joue
déteste
aime
travaillez
regardez
termines
écoutes
regardons
dansons
mange
travaillent
parlent
wij
hij
jullie
ik
jij
mijn ouders
Slide 7 - Drag question
avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a
Slide 8 - Drag question
Mets les nombres dans le bon ordre (van klein naar groot)
B
C
D
E
F
A
trente-et-un
quarante -cinq
soixante-huit
vingt-sept
cinquante-deux
onze
Slide 9 - Drag question
Je n'aime les croissants.
Je n'aime pas les croissants.
Je n'aime les croissants pas .
foute ontkennende zin
foute ontkennende zin
goede ontkennende zin
Slide 10 - Drag question
Maak ontkennend met ne.... pas :
Je travaille.
ne'
pas
travaille
je
Slide 11 - Drag question
Slide 12 - Video
Programme
Le verbe 'avoir'
Parler en français
Leesvaardigheid bron F
Devoirs
Afsluiting
Slide 13 - Slide
Les buts
Aan het einde van deze les...
- kan ik het werkwoord avoir vervoegen.
- heb ik geoefend met leesvaardigheid met een tekst over familie.
Slide 14 - Slide
Avoir (hebben)
Hebben =
avoir
j'
ai
tu
as
il/elle/on
a
nous
avons
vous
avez
ils/elles
ont
Slide 15 - Slide
ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
-
persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On
Slide 16 - Drag question
je
tu
il / elle
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
Het persoonlijk voornaamwoord (onderwerp)
ik
jij
hij / zij
wij
jullie / u
zij
Slide 17 - Drag question
avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a
Slide 18 - Drag question
Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons
Slide 19 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in:
On ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
avons
D
a
Slide 20 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons
Slide 21 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons
Slide 22 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in:
Il ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont
Slide 23 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 24 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in:
Tu ________ (avoir)
timer
0:20
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 25 - Quiz
Kies de juiste vorm van avoir:
Marie ________ (avoir)
timer
0:20
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 26 - Quiz
Avoir
Zet op het papiertje je naam en schrijf de vervoegingen van 'avoir' op.
Ben je klaar? Oefen dan met spreekvaardigheid:
Stel vragen aan de ander in het Frans en de ander moet proberen daar antwoord op te geven.
Maak de vervoegingen van avoir
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Slide 27 - Slide
Comment ça va?
Ga in tweetallen oefenen met Frans.
Vraag:
hoe het gaat,
hoe hij/zij heet,
waar hij/zij woont,
hoe oud hij/zij is,
of hij/zij een broer of zus heeft,
hoe oud zijn/haar broer of zus is.
Bereid het anders voor in je schrift. Dan onthoud je het beter!
timer
1:00
Slide 28 - Slide
Leesvaardigheid
Slide 29 - Slide
Vocabulaire F
On rigole
Le prix
Le père
La mère
Fou
Le jardin
Drôle
Souvent
Dessin
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Vocabulaire F
Les grands-parents
La photo
La maison
La ville
Le père
On fait
La mère
On mange
Elle déteste
Le fromage
Aller
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Les devoirs
Faites les exercices F 23, 24, 25, 26a (page 42)
Apprenez voca E & F (page 52) & les phrases-clés G (page 54)
Slide 34 - Slide
Au revoir
Slide 35 - Slide
Vocabulaire F
On rigole
Le prix
Le père
La mère
Fou
Le jardin
Drôle
Souvent
Dessin
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Video
louer une maison
adorer l'hotel
être en vacances
faire du shopping à Amsterdam
faire très chaud
faire du surf
passer de bonnes vacances
manger le poisson
avoir une maladie
formidable, fantastique, génial, horrible etc.
avoir faim
être à la fête
avoir un mobil-home
faire du vélo
visiter un musée
Slide 39 - Slide
Uitzonderingen:
Avoir = eu
Faire = fait
être = été
1. Tu as fait shopping à Amsterdam
2. Elle a visité un musée
3. Nous avons
4. Vous avez
5. Ils/elles ont
6. J'ai
Slide 40 - Slide
More lessons like this
Voorbeeldslides voor taalvakken
February 2025
-
12 slides
LessonUp
Beroepsopleiding
LessonUp Inspiratie
Groep 4 | spelling | v of f
August 2025
-
23 slides
Nederlands
Spelling
+2
Basisschool
Groep 4
TisTaal by Dutchily E.E.
Groep 4 | spelling | v of f
July 2025
-
23 slides
Nederlands
Spelling
+2
Basisschool
Groep 4
TisTaal by Dutchily E.E.
b2 past simple en past continuous in een zin 23-9
20 days ago
-
18 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Talent H4.4 schrijven bL3/kB3
May 2025
-
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3
leerlingen voorbereidingsquiz Berlijn
November 2019
-
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-6
Dé Schoolreisgids
Barcelona leerlingen voorbereidingsquiz
November 2020
-
20 slides
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-6
Dé Schoolreisgids
The Underground 5
December 2018
-
20 slides
Middelbare school
vmbo, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-6
Dé Schoolreisgids