P3 - leenwoorden

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • leesboek
  • agenda

Slide 1 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Terugblik
  • Wat weet je al?
  • Theorie
  • Opdrachten maken

Slide 3 - Slide

Huiswerk
Vrijdag 19 april:
  • P2: opdr. 1 t/m 4 af

Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 5 - Mind map

Wat is het verschil tussen de directe en indirecte rede?

Slide 6 - Mind map

Leestekens
Je gebruikt een dubbele punt om aan te geven dat er een opsomming, citaat of een verklaring/reden volgt.

Je gebruikt aanhalingstekens bij directe rede of citaten.
Let op: bij indirecte rede geen aanhalingstekens.

De buurman zei: 'Eet je vanavond mee?'
De buurman vroeg of ik vanavond mee at. 

Slide 7 - Slide

Wat weet je al?

Slide 8 - Slide

Opdracht
Werk in tweetallen. Los samen de raadsels op.
  • eaurub = werktafel
  • anvarac = vakantiehuisje op wielen
  • wlonc = grappenmaker
  • ywbooc = veedrijver

Kijk vervolgens samen wat opvalt aan deze woorden en wat ze gemeen hebben.
timer
1:00

Slide 9 - Slide

OPLOSSING
  • eaurub = werktafel                                            bureau
  • anvarac = vakantiehuisje op wielen          caravan
  • wlonc = grappenmaker                                   clown
  • ywbooc = veedrijver                                         cowboy

Alle woorden komen uit een andere taal. Het zijn leenwoorden.

Slide 10 - Slide

Leenwoorden

Leenwoorden zijn vanuit andere talen in het Nederlands terechtgekomen.  De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden na een tijdje aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

sport (goal)                                      verkeer (airbag)
eten (café)                                        computers (printen)
uiterlijk (schmink)

Slide 11 - Slide

Engelse leenwoorden

  • Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: latenightshow, voicemail.
  • Als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: time-out, back-up
  • Als de combinatie wordt gezien als een woordgroep, schrijf je de delen los: second opinion, low budget

Slide 12 - Slide

Welk Engelse leenwoord is onjuist gespeld?
A
coverstory
B
eye liner
C
glamourgirl
D
make-up

Slide 13 - Quiz

Welk Engelse leenwoord is onjuist gespeld?
A
intensive care
B
sandwich
C
smash
D
pick up

Slide 14 - Quiz

Franse leenwoorden

Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.


In sommige Franse woorden schrijf je accenten op een klinker:
  • accent aigu (logé)
  • accent grave (crèche)
  • accent circonflexe (crêpe)

Slide 15 - Slide

ê
é
è
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe

Slide 16 - Drag question

Welk accent bevat dit woord?

blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 17 - Quiz

Welk accent bevat dit woord?

coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 18 - Quiz

Welk accent bevat dit woord?

frêle (fijngebouwd)
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 19 - Quiz

Aan de slag!
Opdracht 2 t/m 5 + 7 (in het boek, blz. 252/253)
Cursus 7 - Spelling - P3 Leenwoorden

Klaar?
  • lezen in je leesboek
  • kies een puzzel (blz. 272 - 291)

timer
25:00

Slide 20 - Slide

Huiswerk
Vrijdag 19 april:
  • P2: opdr. 1 t/m 4 af

Slide 21 - Slide