This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Lijdende en bedrijvende vorm
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het verschil tussen de lijdende en bedrijvende zinsvormen uitleggen en toepassen.
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Wat zijn actieve en passieve zinsvormen?
Zinnen kunnen in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan.
In de bedrijvende vorm is het onderwerp actief en in de lijdende vorm passief (het ondergaat iets).
Slide 3 - Slide
This item has no instructions
Voorbeeldzin 1a
De hovenier snoeit de leiboom.
Wat is in deze zin het onderwerp?
Is het onderwerp actief?
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Voorbeeldzin 1b
De leiboom wordt door de hovenier gesnoeid.
Wat is in deze zin het onderwerp?
Is het onderwerp actief?
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Veranderingen bij omzetting
Het lijdend voorwerp wordt het onderwerp;
het onderwerp wordt een door-bepaling met 'door';
en het werkwoordelijk gezegde verandert met het gebruik van worden of zijn.
Slide 6 - Slide
This item has no instructions
Voorbeeld 2a
De chef bakt de taart.
Deze zin staat in de bedrijvende vorm.
Maak van deze zin nu een lijdende vorm.
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
Voorbeeld 2b
De taartwordt door de chef gebakken.
Het onderwerp verandert.
Er is sprake van een door-bepaling.
Worden is toegevoegd aan het werkwoordelijk gezegde
Slide 8 - Slide
This item has no instructions
Wat houdt de door-bepaling precies in? Leg uit en/of geef een voorbeeld.
Slide 9 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Welk(e) werkwoord(en) voeg je toe aan het gezegde om de lijdende vorm te kunnen maken?
Slide 10 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Zet deze zin in de lijdend vorm.
"De afdelingsmanager schrijft een rapport."
Slide 11 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.