T3 Stofwisseling in de cel - Oefentoets

Oefentoets Stofwisseling
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets Stofwisseling

Slide 1 - Slide

Oefentoets Stofwisseling
  • Maak groepjes van 2-3 personen
  • Per groep 1x inloggen
  • Pak je boek en BINAS
  • Go!

Slide 2 - Slide

De reactievergelijking van de omzetting van ATP in ADP is: ATP → ADP + Pi + energie
Geef de juiste twee redenen om deze reactie tot dissimilatie te rekenen.
A
1. Kleinere moleculen worden opgebouwd tot grotere moleculen. 2. Bij deze reactie komt energie vrij.
B
1. Kleinere moleculen worden opgebouwd tot grotere moleculen. 2. Deze reactie kost energie.
C
1. Een molecuul wordt afgebroken tot kleinere moleculen. 2. Bij deze reactie komt energie vrij.
D
1. Een molecuul wordt afgebroken tot kleinere moleculen. 2. Deze reactie kost energie.

Slide 3 - Quiz


Zetmeelconcentratie
In een erlenmeyer is een kleine hoeveelheid zetmeel opgelost in gedestilleerd water. Aan deze oplossing wordt een overmaat van het zetmeel splitsende enzym amylase toegevoegd. Tijdens het experiment wordt continu de zetmeelconcentratie bepaald. Hieruit wordt de reactiesnelheid (v) berekend, die wordt uitgezet tegen de tijd (t).
Welke van de grafieken in de afbeelding geeft het resultaat van dit experiment op de juiste wijze weer?
A
grafiek A
B
grafiek B
C
grafiek C
D
grafiek D

Slide 4 - Quiz


Algen kweken
Uit onderzoek blijkt dat algen die een uur vóór zonsopgang zijn geoogst, per volume-eenheid een kleinere hoeveelheid koolhydraten bevatten dan algen die ’s avonds een uur vóór zonsondergang zijn geoogst.
Leg uit waardoor dit verschil in hoeveelheid koolhydraten ontstaat.


Slide 5 - Open question

Uit onderzoek blijkt dat algen die een uur vóór zonsopgang zijn geoogst, per volume-eenheid een kleinere hoeveelheid koolhydraten bevatten dan algen die ’s avonds een uur vóór zonsondergang zijn geoogst.
Waardoor ontstaat dit verschil in hoeveelheid koolhydraten?
A
's nachts minder dissimilatie dan assimilatie
B
's nachts meer dissimilatie dan assimilatie
C
overdag minder dissimilatie dan assimilatie
D
overdag meer dissimilatie dan assimilatie

Slide 6 - Quiz


Gist
Onderzoeker Sandra kweekt gist (Saccharomyces cerevisiae) in een eenvoudige voedingsoplossing, waarin gelabelde 14C-atomen in glucose voorkomen. De gistcultuur wordt in anaerobe omstandigheden gebracht.
In welke stof vindt Sandra nu radioactieve 14C-atomen?

A
in ethanol (C2H5OH)
B
in koolstofdioxide (CO2)
C
in melkzuur (C3H6O3)
D
in methaan (CH4)

Slide 7 - Quiz


Welk(e) van de modellen in de afbeelding 5 geeft (geven) enzymwerking weer?
Enzymen
Welk(e) van de modellen in de  afbeelding geeft (geven) enzymwerking weer?
A
model I en IV
B
model II en III
C
model III en I
D
model IV en II

Slide 8 - Quiz


Een proef met algen
Een cultuur van eencellige groenalgen wordt enige tijd verlicht. Daarna wordt het licht uitgedaan en radioactief CO2 toegevoegd door dit 30 minuten lang door de cultuur te blazen (bubbelen). Hierna wordt de radioactiviteit in de cellen gemeten.
Wat is het verwachte resultaat met verklaring?

A
Er is geen radioactiviteit in de cellen, want er is licht vereist voor de productie van suikers uit CO2 en water.
B
Er is geen radioactiviteit in de cellen, want CO2 wordt alleen opgenomen door planten als ze in het licht staan.
C
Er is wel radioactiviteit in de cellen, want CO2 dient als basis voor de productie van suikers, ook als het donker is.
D
Er is wel radioactiviteit in de cellen, want CO2 wordt ingebouwd in NADPH, ook als het donker is.

Slide 9 - Quiz


Waterstofoverdracht
In de krebscyclus wordt citroenzuur afgebroken. Daarbij komen energierijke elektronen en waterstofionen vrij.
Waaraan worden deze waterstofionen het eerst gebonden?

A
aan ADP
B
aan ATP
C
aan ethanal
D
aan NAD+

Slide 10 - Quiz


Chemosynthese
Waarin verschilt chemosynthese van fotosynthese?
A
Bij chemosynthese wordt lichtenergie opgenomen door niet-groene pigmenten.
B
Bij chemosynthese wordt geen lichtenergie gebruikt, maar energie die beschikbaar komt bij de oxidatie van anorganische stoffen.
C
Eindproducten van de chemosynthese zijn geen koolhydraten, maar andere stoffen.
D
Grondstoffen voor de chemosynthese zijn geen water en koolstofdioxide, maar andere stoffen.

Slide 11 - Quiz


Glycolyse
Welke uitspraak over de glycolyse is niet juist?

A
Bij de glycolyse is netto ATP nodig.
B
Bij de glycolyse wordt een C6-suiker gesplitst in twee C3-suikers.
C
Bij de glycolyse wordt glucose afgebroken.
D
De glycolyse vindt in alle cellen plaats.

Slide 12 - Quiz


Cyaankali
KCN (kaliumcyanide of cyaankali) is giftig voor cellen, doordat het de oxidatieve fosforylering remt.
Leg uit wat het gevolg is van deze vergiftiging voor de citroenzuurcyclus.

Slide 13 - Open question

KCN (kaliumcyanide of cyaankali) is giftig voor cellen, doordat het de oxidatieve fosforylering remt.
Leg uit wat het gevolg is van deze vergiftiging voor de citroenzuurcyclus.
A
De glycolyse stopt
B
De oxidatieve fosforylering stopt
C
De omzetting naar Acetyl-CoA stopt
D
De citroenzuurcyclus stopt

Slide 14 - Quiz


Chloroplasten en mitochondriën worden met elkaar vergeleken met betrekking tot de reacties die in deze organellen kunnen plaatsvinden.
Hierover worden twee beweringen gedaan.
1.    In beide typen organellen vinden reacties plaats, waarbij elektronen worden overgedragen.
2.    In beide typen organellen wordt ATP gevormd uit ADP en Pi.
Welke beweringen zijn juist?

A
Alleen bewering 1.
B
Alleen bewering 2.
C
Beide beweringen.

Slide 15 - Quiz


Intensieve looptraining
De reactievergelijking van de omzetting van ATP in ADP is: ATP → ADP + Pi + energie 
Geef twee redenen om deze reactie tot dissimilatie te rekenen.

Slide 16 - Open question