Maak in je schrift een lijst van minstens 30 woorden/uitdrukkingen die je nog niet kende en die nuttig zijn voor het beschrijven van een foto. Richt je vooral op punt 4 t/m 6.
Denk aan:
1. algemeen: ik zie/er is/er zijn/op de foto/ik denk dat
2. plek: voor/achter/naast/in/vooraan/achteraan/daarvoor/daarboven/...
3. objecten beschrijven (kleur, vorm, materiaal)
4. mensen beschrijven (kleren, gezicht, emotie)
5. gebouwen beschrijven (materiaal, vorm, dak, muur, raam, balkon, deur, ...)
6. natuur beschrijven (landschap, weer, planten, bomen, stenen, zee, strand)
Leer deze 30 woorden !