13.3 Geluidssterkte en 13.4 Geluidshinder

13.3 Geluidssterkte en 13.4 Geluidshinder
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

13.3 Geluidssterkte en 13.4 Geluidshinder

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  • Je kunt uitleggen wat de amplitude van een trilling is
  • Je weet met welk apparaat je de geluidssterkte kunt meten
  • Je kunt uitleggen waarom de geluidssterkte meestal aangegeven wordt in decibel(A)
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen gehoordrempel en de pijngrens 

Slide 2 - Slide

Nakijken Opdracht 1 t/m 9

Slide 3 - Slide

Amplitude van geluid =
A
Toonhoogte van geluid
B
Hardheid van geluid

Slide 4 - Quiz


A
Het geluid wordt hoger
B
Het geluid wordt harder
C
Het geluid wordt lager
D
Het geluid wordt zachter

Slide 5 - Quiz

In een fabriek is soms schadelijk geluid.
Wat is schadelijk geluid?
A
Geluid dat boven de gehoor-drempel licht
B
Geluid dat uit een mp3-speler komt
C
Schadelijk geluid is hetzelfde als hinderlijk geluid.
D
Geluid dat je gehoor kan beschadigen.

Slide 6 - Quiz

Hoe kleiner de ampiltude, hoe ..... het geluid
A
Harder
B
Hoger
C
Lager
D
Zachter

Slide 7 - Quiz

Geluidssterkte meet je met een ........
A
Decibelmeter
B
Oscilloscoop
C
Toongenerator

Slide 8 - Quiz

Wat is geluid?
A
Geluid is een trilling, een golf zoals light.
B
Geluid is energie
C
Geluid is een kracht
D
Geluid is een deeltje zoals water

Slide 9 - Quiz

Geluid komt uit .....
A
een geluidsbron
B
een lichtbron
C
je oren

Slide 10 - Quiz

Geluid kan zich niet verplaatsen in
A
Vaste stoffen
B
Gassen
C
Luchtledige
D
Vloeistoffen

Slide 11 - Quiz

geluid verplaats door.....
A
Muziek
B
elektronen
C
Golven

Slide 12 - Quiz

De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen

Slide 13 - Quiz

Een microfoon is een ........

A
Geluidsbron
B
Geluidsontvanger

Slide 14 - Quiz

Het menselijk gehoor kan geluiden horen met een frequentie tussen ....
A
20 en 2000 Hz
B
20 en 30000 Hz
C
10 en 20000 Hz
D
20 en 20000 Hz

Slide 15 - Quiz

geluid komt van de geluidsbron via de lucht in je oor
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Geluid kan zich alleen verplaatsten door lucht
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Frequentie is het aantal trillingen per
A
Minuut
B
Seconde
C
Uur

Slide 18 - Quiz

Een oscilloscoop maakt geluid ...
A
Hoorbaar
B
Zichtbaar

Slide 19 - Quiz

De benen van een stemvork bewegen in 10 seconden 660 keer heen en weer.
Hoe groot is de frequentie?
A
660 Hz
B
6600 Hz
C
66 Hz

Slide 20 - Quiz

Als de frequentie omlaag gaat, gaat de toonhoogte...
A
Omhoog
B
Omlaag
C
Verandert niet

Slide 21 - Quiz

Een snaar trilt 120 keer per minuut. Wat is de frequentie?
A
2 Hz
B
60 Hz
C
120 Hz
D
4 Hz

Slide 22 - Quiz


Afmaken paragraaf 3 





Maken opdracht 10 t/m 14. 
Werkboek blz. 112
timer
10:00

Slide 23 - Slide