Zeg 't eens! Les 3

les 3
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 400 min

Items in this lesson

les 3

Slide 1 - Slide

Luister nog een keer en lees mee.
Onderstreep
moeilijke
woorden

Slide 2 - Slide

Luister
Wat heb je gehoord?

Slide 3 - Slide

We gaan samen de tekst lezen.

Slide 4 - Slide

- Maak opdracht B, C, D en E



Slide 5 - Slide

B. Dit is echt simpel!
1. geen
2. hoe   heeft       ogen
3. oud     mijn

Slide 6 - Slide

c. Wat is het goede antwoord?
1. Hoe ziet je moeder eruit?             b.

2. Hoe oud is je zusje?                       c.
 

Slide 7 - Slide

D. Mag ik iets vragen?
1. Heb jij een zusje?

2. Hoe ziet je moeder eruit?

Slide 8 - Slide

E. Zeg het maar!
1. Nathalie
2. Mijn broertje is .... jaar
3. - Mijn vader heeft een snor en is erg lang.

Slide 9 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
ik
jij
hij
zij
wij
jullie
zij
van mij
van jou
van hem
van haar
van ons
van jullie
van hen
mijn
jouw
zijn
haar
ons
jullie
hun

Slide 10 - Slide

Dit potlood is van ...
A
jou
B
jouw

Slide 11 - Quiz

Dit is .... potlood.
A
jou
B
jouw

Slide 12 - Quiz

Die fiets is van ..
A
mijn
B
mij

Slide 13 - Quiz

Dit is ...... zusje.
A
mijn
B
mij

Slide 14 - Quiz

- Maak opdracht F 1.
- We kijken samen na

Slide 15 - Slide

Taalrap

Slide 16 - Slide

- Maak opdracht 2, 3 en 4

Slide 17 - Slide

F. Doe je best ...
1.   2 mij,  3 haar, 4 van mij, 5 jouw

2.     1b     ,  2a

3.   2. hoeveel,   3. wat,   4 waar,   5 wie 

Slide 18 - Slide

hebben (мати)
ik heb
jij hebt
hij/zij/het heeft
wij/zij/jullie hebben

Maak 5

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

niet <-> wel

Ik hou niet van kip. <-> Ik hou wel van kip.
Ik praat niet. <-> Ik praat wel.

geen <-> een

Ik heb geen boek. <-> Ik heb een boek.
Ik pak geen tas. <-> Ik pak een tas.

Slide 25 - Slide

 blz 35 niet of geen
Taalrap

Slide 26 - Slide

Hoe ziet hij eruit?

Slide 27 - Slide

Hoe ziet hij eruit?

Slide 28 - Slide

Spel: Wie is het?  (Хто там?)
ja/ nee vragen

Is het een man?
Heeft hij/zij een bril?
Draag hij/zij een hoed?
.......

Slide 29 - Slide