Missionarissen en monniken
Missionarissen zoals Willibrord en Bonifatius reisden naar gebieden waar mensen nog niet christelijk waren.
Ze bekeerden mensen tot het christendom en bouwden kerken en kloosters.
Monniken leefden in kloosters, baden, werkten en kopieerden boeken → zij waren de dragers van kennis én geloof.
3. 🏰 Kloosters als centra van geloof en cultuur
Kloosters waren plekken van rust, gebed, onderwijs en landbouw.
Ze boden veiligheid, structuur en christelijke waarden in een tijd van onzekerheid en oorlog.
4. 📚 Christendom als bindmiddel in een verdeeld Europa
Door het christelijk geloof kregen mensen gemeenschappelijke rituelen, feesten en regels.
Het geloof gaf betekenis aan het leven en troost bij ziekte, dood en armoede.
5. ⚔️ Soms ook met geweld
Bekeringen gingen niet altijd vrijwillig: soms werden volken onder druk gezet of gedwongen om christen te worden, vooral bij veroveringen.
💬 Essentie in één zin:
Tussen 500 en 1000 na Christus verspreidde het christendom zich in Europa via missionarissen, kloosters en christelijke koningen, en werd het een belangrijke kracht in het bestuur, de cultuur en het dagelijks leven.