A. 1. Deze middag
heb ik mijn huiswerk niet
gemaakt omdat ik geen tijd heb gehad.
2. Dit jaar ben ik in Barcelona geweest tijdens de zomervakantie.
B. 1. Vanmiddag maak ik mijn huiswerk niet omdat ik geen tijd heb.
2. Dit jaar ben ik in Barcelona tijdens de zomervakantie.
1 & 2 gebruiken de voltooide tijd om te praten over acties of situaties die in het verleden zijn gebeurd maar nog relevant zijn voor het heden.
3 & 4 gebruiken de tegenwoordige tijd om te beschrijven wat op dit moment gebeurt of wat op korte termijn gebeurt.