What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Meta Profesional capitulos 1-4 tot pag 46
Meta Profesional capítulos 1-4
ylfmz (1C)
1 / 71
next
Slide 1:
Slide
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
This lesson contains
71 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Meta Profesional capítulos 1-4
ylfmz (1C)
Slide 1 - Slide
La gramática
Slide 2 - Slide
Ik weet nog iets over de Spaanse grammatica (werkwoorden etc.)
helemaal niet
een beetje
best veel
heel veel
Slide 3 - Poll
Dat zullen we dan wel eens zien!
Slide 4 - Slide
Verbos -AR-ER -IR
Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -IR , -ER
Weet je de regel nog?
pag. 18 + 28
Slide 5 - Slide
¿Marta, tú ........ inglés?
A
hablas
B
habla
C
hablar
Slide 6 - Quiz
Yo .................. español
A
estudiar
B
estudio
C
estudiamos
Slide 7 - Quiz
Verschillen tussen SER en ESTAR
SER
-> permanente eigenschappen
ESTAR
-> tijdelijke staat
Slide 8 - Slide
Vul de ontbrekende werkwoordsvormen in:
Buenos días, Ana Soria.
de Bolivia.
muy bien
inglés y alemán.
Pero en Barcelona.
soy
hablo
me llamo
vivo
trabajo
Slide 9 - Drag question
Vul de juiste vorm van het werkwoord in
Slide 10 - Slide
(Nosotros, beber) agua.
Slide 11 - Open question
Sara (abrir) la puerta
Slide 12 - Open question
¿Dónde (vosotros, vivir)?
Slide 13 - Open question
(Nosotros, vivir) en Miami
Slide 14 - Open question
(Yo, vivir) en Haarlem
Slide 15 - Open question
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS
Slide 16 - Drag question
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
COMPARTO
ESCRIBIMOS
COMPARTEN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE
Slide 17 - Drag question
Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS
Slide 18 - Drag question
Weet jij de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden?
Zet de juiste bij elkaar.
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen
Slide 19 - Drag question
Welk werkwoord gebruik je als je leeftijd wilt zeggen
A
ser
B
estar
C
tener
D
cocinar
Slide 20 - Quiz
¿Cuántos años .........?
A
tienes
B
eres
C
es
Slide 21 - Quiz
Zeg in een hele zin hoe oud je bent.
Slide 22 - Open question
Zet de juiste vorm bij de persoonsvorm van 'tener'
pag. 28
yo
tú
él
nosotros
vosotros
ellos
tienes
tenemos
tengo
tienen
tiene
tenéis
Slide 23 - Drag question
Ser
- eigenschap
- verandert niet
- beroep
Estar
- zich bevinden
- tijdelijk
De werkwoorden 'ser' en 'estar' (pag. 40)
Slide 24 - Slide
Kies tussen ser en estar:
Maria _____ en mi casa.
A
es
B
está
C
ser
D
eres
Slide 25 - Quiz
Kies tussen ser en estar:
Pedro ........ mi hermano
A
está
B
es
Slide 26 - Quiz
Vraagwoorden (pag. 28)
¿... trabajas?
A
Dónde
B
Qué
Slide 27 - Quiz
¿... es tu número de móvil?
A
Cuál
B
Qué
Slide 28 - Quiz
Welk werkwoord gebruik je om te zeggen dat je iets leuk of lekker vindt?
Slide 29 - Open question
Wat is juist?
zie pag. 40
A
Me gusta viajar
B
Me gustan las patatas
C
Me gusta el café
D
Me gusta mi novio
Slide 30 - Quiz
Welke zin is NIET juist?
A
Me gusta las fiestas
B
No me gusta hablar por teléfono
C
Me gustan mis compañeros
D
Me gusta el vino
Slide 31 - Quiz
Hoe zeg je?
Ik houd van bier
Slide 32 - Open question
Uiterlijk beschrijven (pag. 40)
Wat is het tegenovergestelde van 'delgado' ?
A
gordo
B
feo
C
vago
D
antipático
Slide 33 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van 'moreno'
A
vago
B
rubio
C
guapo
D
joven
Slide 34 - Quiz
Het bijvoeglijk naamwoord hoort bij een
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijwoord
Slide 35 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van 'joven'
A
vago
B
optimista
C
mayor
D
alegre
Slide 36 - Quiz
Zet/sleep in de goede volgorde: van 1 (heel slecht) naar 5 (heel goed)
mal
bien
regular
Fatal
muy bien
1
2
1
1
1
Slide 37 - Drag question
Noem zoveel mogelijk familieleden (broer, zus, etc.)
Slide 38 - Mind map
El hermano de mi madre es mi
Slide 39 - Open question
Deel II Communicatie
Slide 40 - Slide
Hoe begroet je iemand?
Slide 41 - Open question
Buenos días, soy Pedro González
Wat kun je hierop antwoorden?
A
Muy bien, ¿y usted?
B
Mucho gusto, yo soy Paz García
C
Encantado, yo soy de Barcelona
D
No me gustan las cucarrachas
Slide 42 - Quiz
Hoe zeg je wat jouw nationaliteit is?
A
Estoy Holanda
B
Soy Holanda
C
Soy holandesa
D
Soy holandés
Slide 43 - Quiz
Wat kan een goed antwoord zijn op de vraag: ¿Cómo estás?
Slide 44 - Open question
Slide 45 - Slide
Noteer hier jouw getallen
Slide 46 - Open question
1 – 4 – 7 – 9
11 – 13 – 15 – 18
20
42
66
77
35
59
82
94
100
1 – 4 – 7 – 9
11 – 13 – 15 – 18
20 - 42 - 66 - 77
35 - 59 - 82 - 94
100
Slide 47 - Slide
Schrijf op (in hele zinnen): hoe je heet, hoe oud je bent, waar je woont en waar je vandaan komt.
Slide 48 - Open question
Capítulo 4
Slide 49 - Slide
Noem zoveel mogelijk etenswaren/gerechten in het Spaans
Slide 50 - Mind map
Noem zoveel mogelijk drankjes in het Spaans
Slide 51 - Mind map
El desayuno
El almuerzo
La comida
La cena
La merienda
17.00 - 18.00
14.00 - 16.00
08.00-10.00
10.00 - 11.00
20.00 - 23.00
Slide 52 - Drag question
El verbo 'poder' = kunnen/mogen
(zie pag. 43)
Slide 53 - Slide
Yo ........ beber alcohol
A
poder
B
puede
C
puedo
D
podo
Slide 54 - Quiz
Nosotros ................ jugar a futból
A
poder
B
puedo
C
podemos
D
pueden
Slide 55 - Quiz
Él no ............ trabajar
A
poder
B
puedo
C
puede
D
podemos
Slide 56 - Quiz
Juan .......... viajar a España
A
poder
B
puede
C
podemos
D
podo
Slide 57 - Quiz
Lijdend voorwerp - pag. 43-4
Yo bebo leche en el desayuno
Yo
la
bebo en el desayuno
Leche / la = lijdend voorwerp
Je moet dus weten of een woord mannelijk (el)
of vrouwelijk (la) is.
Slide 58 - Slide
Verwijzen naar een lijdend voorwerp - pag. 43
Yo bebo té en el desayuno
el té
Yo
Lo
bebo en el desayuno
vrouwelijke woorden = la(s)
mannelijke woorden = lo(s)
Slide 59 - Slide
Lijdend voorwerp - pag. 43
Yo como tapas en el restaurante
....... como en el restaurante
vrouwelijke woorden = la(s)
mannelijke woorden = lo(s)
Slide 60 - Slide
¿Cómo tomas el café?
(pag. 43 4b)
A
El tomo sin azúcar
B
La tomo sin azúcar
C
Lo tomo sin azúcar
Slide 61 - Quiz
¿Cómo tomas los cereales?
A
Lo tomo con yogur
B
Los tomo con yogur
C
Ellos tomo con yogur
Slide 62 - Quiz
Slide 63 - Slide
Het is 1 uur
A
Son las una
B
Es la una
Slide 64 - Quiz
Het is 3 uur
A
Son las tres
B
Es la tres
Slide 65 - Quiz
Het is 15.30 uur
A
Son las media cuatro
B
Son las tres y media
Slide 66 - Quiz
Het is 17.45 uur
A
Son las cinco menos cuarto
B
Son las seis menos cuarto
Slide 67 - Quiz
Het is tien over acht
Slide 68 - Open question
Het is tien over half elf (10.40)
Slide 69 - Open question
Welke dagen van de week ken je?
Slide 70 - Mind map
Ik weet nu ongeveer weer waar de hoofdstukken 1-4 over gingen
ja
een beetje
nee
welke taal was dit allemaal?
Slide 71 - Poll
More lessons like this
Repaso Ser, Estar, Tener y Ir
April 2022
- Lesson with
19 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
onderbouw 13-04
April 2022
- Lesson with
30 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
¿Qué has aprendido este año?
October 2022
- Lesson with
21 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Spaans generiek CJ unidad 2
October 2024
- Lesson with
34 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
Meta Profesional capitulos 1-3
June 2021
- Lesson with
48 slides
Spaans
MBO
Studiejaar 1,2
Les 11- Presente + ser , estar, tener
October 2023
- Lesson with
26 slides
Spaans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
wk46 ser y estar
November 2024
- Lesson with
21 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
P4 les 1 leesvaardigheid y verbos regulares
April 2023
- Lesson with
28 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2