ik heb een broodje gekocht
ik wilde een broodje kopen
Om te bepalen of een zin in de voltooide of onvoltooide tijd staat, kijk je of er een vorm van de hulpwerkwoorden hebben of zijn en een voltooid deelwoord in de zin voorkomen.
Om te bepalen of een zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat, kijk je alleen naar de persoonsvorm. Je kijkt dus niet naar tijdwoorden in een zin om de tijd te bepalen.