This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Reacties
Hoofdstuk 3
par 4 Formuletaal
Slide 1 - Slide
Doelen van deze les:
Je kunt uitleggen dat een reactie niet bij elke temperatuur verloopt.
Je kunt vijf factoren noemen die van invloed zijn op de snelheid van een reactie.
Je kunt de wet van Lavoisier toepassen.
Je kunt uitleggen wanneer een chemische reactie stopt.
Je weet wat het verschil is tussen een element en een verbinding.
Je kunt 7 elementen noemen die uit twee atomige moleculen bestaan.
Je kent de begrippen molecuulformule,coëfficiënt en index.
Slide 2 - Slide
omrekenen
Bereken hoeveel mL 2,56 L is.
Bereken hoeveel ton 24 kg is.
Bereken hoeveel cm3 37 L is.
Bereken hoeveel mg 7,5 g is.
Slide 3 - Slide
De ADI-waarde voor Sn is 2mg/kg. Wat betekent het begrip ADI-waarde?
ADI-waarde is de aanvaardbare dagelijke inname van een bepaalde stof.
Over welke metaal gaat het?
Sn = tin
Jan weegt 80kg hij heeft een drankje waarin 38,6mg/L Sn is opgelost. Hij drinkt 1,3L. Is dit giftig?
Slide 4 - Slide
Teken een oplossing van ammoniak (NH3) in water. Teken minimaal drie moleculen water en twee moleculen ammoniak.
Slide 5 - Slide
Op welk verschil in stofeigenschappen berusten ze?
extraheren
adsorberen
destilleren
indampen
Slide 6 - Slide
Verbranding van aardgas is een:
A
Exotherme reactie
B
Endotherme reactie
Slide 7 - Quiz
Is dit een chemische reactie? Het gloeien van houtspaander
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quiz
Wat houdt de wet van Lavoisier in?
Het is de wet van behoud van massa. Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
Slide 9 - Slide
Wat betekent dat een stof in overmaat aanwezig is.
Overmaat betekent dat je van 1 van de beginstoffen meer hebt dan voor de reactie nodig is.
Slide 10 - Slide
Endotherm: je moet energie toevoeren (elektrolyse van water)
Exotherm: er komt energie vrij (verbranding)
Slide 11 - Slide
Element
Een element bestaat uit 1 soort atomen
Een element is niet ontleedbaar
Een element heeft een symbool (hoofdletter+kleine letter)
Slide 12 - Slide
Een atoomsoort noem je ook wel een element.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Welke van de onderstaande stoffen is een element?
A
o₂
B
C
C
CO
D
He
Slide 14 - Quiz
Chemische reactie = verandering van stofeigenschappen
Slide 15 - Slide
methaan = CH₄
1x het C atoom
4x het H atoom
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Molecuulformules van elementen
HClIFBrON
Claartje Fietst Nooit In Haar OnderBroek
Deze elementen bestaan altijd uit twee dezelfde atomen.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Magnesium en zuurstof reageren met elkaar in een massaverhouding van 3:2. Je laat 12 gram magnesium reageren met 9 gram zuurstof. Welke stof is dan in overmaat aanwezig?
A
Magnesium
B
Zuurstof
Slide 22 - Quiz
Bij een ontledingsreactie gaan moleculen kapot
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Het branden van een kaars is een chemische reactie want kaarsvet 'verdwijnt'.
A
klopt
B
klopt niet
Slide 24 - Quiz
Wat betekenen de notaties:
3C₆H₁₂O₆
4NH₃
2C₆H₅NO₂
Slide 25 - Slide
Teken de structuurformules
C₆H₁₂O₆
2NH₃
C₆H₅NO₂
Slide 26 - Slide
Is de faseovergang van gas naar vloeistof een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm
Slide 27 - Quiz
IJzer reageert met zuurstof is dat een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm
Slide 28 - Quiz
Is het stollen van water een exotherm of een endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm
C
geen van beide
D
geen idee
Slide 29 - Quiz
Het smelten van boter is een ... proces
A
exotherm
B
endotherm
C
dit is niet van toepassing op faseveranderingen
D
de reactie-energie verandert niet
Slide 30 - Quiz
Op t = 0 wordt stof A met stof B gemengd. Er treedt een chemische reactie op.
Tijdens en na het mengen wordt de temperatuur gemeten.
De reactie van A met B is ...
A
endotherm
B
exotherm
Slide 31 - Quiz
Op t = 0 wordt citroenzuur met soda gemengd. Er treedt een chemische reactie op.
Tijdens en na het mengen wordt de temperatuur gemeten.
De reactie van is ...
A
endotherm
B
exotherm
Slide 32 - Quiz
Reactie vergelijkingen opstellen
Bij de reactie tussen chroom en chloor ontstaat chroomchloride (CrCl₃(s)). Geef de reactievergelijking.