Word Order - Place and Time

Grammar
Word order
Place and Time
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammar
Word order
Place and Time

Slide 1 - Slide

Lesson Goal
At the end of this lesson you know where to put 'place' and 'time' in a sentence.

Slide 2 - Slide

Grammar 
Een tijdsbepaling kan voor- of achteraan een zin. 
        - Last night he was ill. 
        - He was ill last night.

Slide 3 - Slide

Grammar 
Een plaatsbepaling moet achteraan de zin, maar wel voor de tijdsbepaling. 
      - He went on holiday to Spain.

Slide 4 - Slide

Grammar 
Als je beiden in een zin hebt, moet de tijdsbepaling nog steeds helemaal voor- of achteraan. 
 PVT: plaats voor tijd (van klein naar groot) .

- He waited for me on the corner of the street last night. (PVT: plaats voor tijd) 
- Last night the cat slept on my bed.

Slide 5 - Slide

Grammar 

Slide 6 - Slide

Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer
I
walk
my dog
in the park
at night 

Slide 7 - Drag question

Put in the correct order:
England - Londen - is - capital - the - of

Slide 8 - Open question

Put in the correct order:
village - small - live - a - I - in

Slide 9 - Open question

was - he – in – crying – corner – yesterday - a

Slide 10 - Open question

America – moved – ago – to –he – years – seven

Slide 11 - Open question

Lesson Goal
At the end of this lesson you know where to put 'place' and 'time' in a sentence.

Slide 12 - Slide

waar hoort
de plaats-
bepaling?

Slide 13 - Mind map

waar hoort
de tijds-
bepaling?

Slide 14 - Mind map