Blok 7 oefenen voor de toets

Blok 7 oefenen voor de toets
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Blok 7 oefenen voor de toets

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Azra was vorige week jarig.
A
Azra
B
was
C
vorige
D
jarig

Slide 2 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
De oma van Gabriel heeft een kitten.
A
De oma
B
heeft
C
De oma van Gabriel
D
kitten

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
Op maandag voetbalden Baran en Amir op het schoolplein.
A
Maandag
B
schoolplein
C
Baran
D
Baran en Amir

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Hanna heeft erg goed voor de topotoets geleerd.
A
Hanna
B
geleerd
C
heeft
D
goed

Slide 5 - Quiz

Hoe kun je de persoonsvorm vinden?
A
Tijdsproef
B
Vraagproef
C
Enkelvoud/meervoud
D
Wie of wat?

Slide 6 - Quiz

Wat is het lidwoord in de zin?
Zhia mag een team hoger gaan voetballen.
A
Zhia
B
mag
C
hoger
D
een

Slide 7 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ismail heeft gisteren het meest gehackt.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 8 - Quiz

Wat is het telwoord in deze zin?
Jaidelynn heeft gisteren achter keer de handstand gedaan.
A
keer
B
acht
C
Jaidelynn
D
heeft

Slide 9 - Quiz

Wat is het rangtelwoord in de zin?
Emiliano is tweede geworden tijdens het voetbaltoernooi
A
Voetbaltoernooi
B
is
C
tweede
D
Emiliano

Slide 10 - Quiz

Wat is het voorzetsel in de zin?
Gideon zit bij Imran.
A
Zit
B
Gideon
C
bij
D
Imran

Slide 11 - Quiz

Wat is het voorzetsel in de zin?
Yonis gaat graag op vakantie naar een tropisch land.
A
gaat
B
op
C
vakantie
D
naar

Slide 12 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Sahra kan erg goed tekenen.
A
Kan
B
Sahra
C
erg
D
tekenen

Slide 13 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Najmeddin zat vorig jaar op een andere school.
A
Tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 14 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze zin?
Esther is heel erg gezellig, maar soms kletst ze wel veel..
A
Esther
B
gezellig
C
soms
D
maar

Slide 15 - Quiz