Hoofdstuk 2 examentraining

 Les 12 januari
1 / 44
next
Slide 1: Slide
Financieel 1MBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

 Les 12 januari

Slide 1 - Slide

Programma herhaling van Hst 2:


Hoofdstuk 2.1: Winst berekenen
Hoofdstuk 2.2: Brutowinstmarge
Hoofdstuk 2.3: Brutowinstpercentage

Slide 2 - Slide

Doelen:
Aan het einde van deze week kun je:
  • Brutowinst berekenen vanuit de omzet en IWO
  • Brutowintsmarge en brutowinstopslag van een product of productgroep kunnen berekenen
  • Theoretische consumentenprijs berekenen
  • Brutowinstpercentage in procent (%) van 
in- én verkoopprijs berekenen

Slide 3 - Slide

Winst berekenen
Let op dat je de berekeningen altijd maakt ZONDER de BTW!
Dus: als je consumentenomzet of inkoopfactuurbedragen ziet, haal hier dan de BTW vanaf !! (21% of 9%)

Voor de berekening van de (bruto)winst heb je de 
omzet én de inkoopwaarde van de omzet (IWO) nodig 

Slide 4 - Slide

Een winkel heeft in een jaar 1.250 stuks van een bepaalde zonnebril verkocht. De consumentenprijs van dit artikel is €12,10
Bereken de omzet van dit artikel

Slide 5 - Open question

Afzet

De afzet is hoeveel je van een product verkocht hebt uitgedrukt in een aantal

Slide 6 - Slide

Omzet
De omzet kun je berekenen door de afzet te vermenigvuldigen met de verkoopprijs (dus zonder BTW!)
DUS:
Omzet = afzet x verkoopprijs

Slide 7 - Slide

IWO
De inkoopwaarde van alle artikelen die verkocht zijn.
Is dus niet hetzelfde als wat er ingekocht is!!!
Dus:
IWO = afzet x inkoopprijs per product

Slide 8 - Slide

Je kunt de IWO ook berekenen aan de hand van de voorraadniveau's en de inkopen:

Beginvoorraad
Inkopen                              +
Beschikbare voorraad
Eindvoorraad                   -
Inkoopwaarde omzet

Slide 9 - Slide

De beginvoorraad van een winkel is €455.000. De eindvoorraad is €435.000. Er is tijdens het jaar voor in totaal €2.380.000,- ingekocht bij de leveranciers. Hoeveel bedraagt de IWO?

Slide 10 - Open question

Een winkel heeft van een artikel 800 stuks verkocht. De inkoopprijs is €5,20
Wat is dan de IWO?

Slide 11 - Open question

Dan nu de brutowinst!!

De brutowinst bereken je door de IWO van de omzet af te halen.

Brutowinst = Omzet - IWO

Slide 12 - Slide

Volgende stap = nettowinst
De brutowinst zegt nog niet zoveel. Immers hier moeten de exploitaitiekosten nog vanaf. 
Dus:
Nettowinst = brutowinst - exploitatiekosten

Slide 13 - Slide

De brutowinstmarge
De brutowinstmarge geeft het procentuele verschil aan tussen de verkoop en de inkoopprijs. 
Je kunt dit per artikel berekenen, voor een artikelgroep, of over alle artikelen samen (=omzet).

Slide 14 - Slide

Brutowinsmarge per stuk:




Oftewel :


verkoopprijsverkoopprijsinkoopprijsx100
verkooprijsbrutowinstx100

Slide 15 - Slide

Brutowinsmarge per periode:




Oftewel :


omzetomzetIWOx100
omzetbrutowinstx100

Slide 16 - Slide

Brutowinstopslag
Dit is een brutowinstpercentage in procent van de inkoopprijs. Oftwel: hoeveel procent is de verkoopprijs hoger dan de inkoopprijs?

Slide 17 - Slide

Brutowinstopslag



Oftwel:

inkoopprijsverkoopprijsinkoopprijsx100
inkooprijsbrutowinstx100

Slide 18 - Slide

Brutowinstmarge is dus iets anders dan Brutowinstopslag!!

De winstmarge zegt eigenlijk hoeveel de winst nog kan dalen voordat er verlies gemaakt wordt. Dus hoeveel MARGE is er nog! 

De brutowinstopslag zegt hoeveel procent winst er gemaakt wordt BOVENOP de inkoopprijs! 

Slide 19 - Slide

Een artikel wordt verkocht voor €24,95. De inkooprijs van dit artikel is €13,65.
Wat is de brutowinstmarge op dit artikel?
A
54,7%
B
82,8%
C
45.3%
D
182,7%

Slide 20 - Quiz

de omzet van een winkel komt uit op €1.475.980,- De IWO was €959.387,-
Was was de brutowinstmarge?

Slide 21 - Open question

rest van hst 2:

2.4: Winst maken
2.5: Bedrijfsresultaat
2.6: Economisch resultaat

Slide 22 - Slide

Theoretische consumentenprijs

Een omrekenfactor waarmee je met een brutowinstopslag én het BTW-percentage in een keer de (theoretische) consumentenprijs kunt berekenen als de inkoopprijs bekend is. 
Dus:
Theoretische consumentenprijs=
Inkoopprijs x brutowinstopslag (in %) x btw (in%) 

Slide 23 - Slide

Theoretische consumentenprijs

Rekenvoorbeeld:
Brutowinstopslag = 62,5%
BTW = 21%
De omrekenfactor wordt dan: 1,625 x 1,21 = 1,96625
Als de inkoopprijs van dit artikel €100,- is wordt de 
theoretische consumentprijs: 100 x 1,96625 = €196,63

Slide 24 - Slide

Theoretische consumentenprijs

Controle van het rekenvoorbeeld:
Brutowinstopslag = 62,5%
BTW = 21%
Als de inkoopprijs van dit artikel €100,- is wordt de 
verkoopprijs: 100 x 1,625 = 162,50
Consumentprijs is dan 162,50 x 1,21 = €196,63

Slide 25 - Slide

Brutowinstpercentage
Zoals we net gezien hebben kan de brutowinst berekend worden als percentage van de inkoopprijs én als percentage van de verkoopprijs. 
Dit heeft uiteraard gevolgen voor je berekeningen. Er wordt bij beide namelijk uitgegaan van een andere 100%!!

Slide 26 - Slide

Brutowinst als percentage van de inkoopprijs
Rekenvoorbeeld:

Omzet                 €  135,-
IWO              -       €  100,- 
Brutowinst        €    35,-

Slide 27 - Slide

Brutowinst als percentage van de inkoopprijs
Rekenvoorbeeld:

Omzet                 € 135,-    135%
IWO              -       € 100,-    100%
Brutowinst        €   35,-      35%

Slide 28 - Slide

Brutowinst als percentage van de inkoopprijs
Rekenvoorbeeld:

Omzet                 €  270,-    135%
IWO              -       € 200,-    100%
Brutowinst        €    70,-      35%

Slide 29 - Slide

Brutowinst als percentage van de verkoopprijs
Rekenvoorbeeld:

Omzet                 €  135,-
IWO              -       €  100,- 
Brutowinst        €    35,-

Slide 30 - Slide

Brutowinst als percentage van de verkoopprijs
Rekenvoorbeeld:

Omzet                 €  135,-     100 %
IWO              -       € 100,-       74,1%
Brutowinst        €   35,-      25,9%

Slide 31 - Slide

Brutowinst als percentage van de verkoopprijs
Rekenvoorbeeld:

Omzet                 €  270,-     100 %
IWO              -       € 200,-      74,1%
Brutowinst        €   70,-      25,9%

Slide 32 - Slide

rest van hst 2:

2.4: Winst maken
2.5: Bedrijfsresultaat
2.6: Economisch resultaat

Slide 33 - Slide

Opbouw van de omzet

Slide 34 - Slide

Meer winst maken!!! 
Je kunt meer winst maken door:
  • je omzet te verhogen:
- hoger verkoopprijs bij gelijke afzet
- hogere afzet bij gelijke verkoopprijs
  • te besparen op de kosten
  • voor een lagere prijs in te kopen
Dit alles natuurlijk wel in relatie tot elkaar! 

Slide 35 - Slide

Het bedrijfsresultaat
Het bedrijfsresultaat is het bedrag wat een bedrijf overhoudt na aftrek van alle kosten van de omzet. Er wordt hier nog geen rekening gehouden met de vergoeding voor de eigenaar van de onderneming. 

Slide 36 - Slide

Bedrijfsresultaat in een schema

Slide 37 - Slide

Vergoeding voor eigenaren
VOF en eenmanszaak: Nettowinst is inkomen voor de ondernemer
BV: hier staat de ondernemer wél op de loonlijst. Hij kan zichzelf dan wel extra dividend uittkeren. (divident is een vergoeding voor de aandeelhouder)

Slide 38 - Slide

Economisch resultaat 
Het economische resultaat van een onderneming is het bedrijfsresultaat minus een redelijke vergoeding voor de inzet van tijd én geld van de ondernemer. 

Vergoeding voor tijd: gewaardeerd loon
vergoeding voor geld: gewaardeerde interest

Slide 39 - Slide

Rendement eigen vermogen



Dit is de eerste stap.

Slide 40 - Slide

Economisch resultaat in een schema


Na rendement eigen vermogen volgt de tweede stap:
gewaardeerde interest er vanaf halen.

Slide 41 - Slide

Opdrachten:

Maak nu de opdrachten 14 t/m 20


Slide 42 - Slide

Dit was de herhaling.
Je gaat nu aan de slag met de opdracht in teams

Slide 43 - Slide

Zijn de doelen behaald?
Als het goed is kun je nu:
  • Brutowinst berekenen vanuit de omzet en IWO
  • Brutowintsmarge en brutowinstopslag van een product of productgroep kunnen berekenen
  • Theoretische consumentenprijs berekenen
  • Brutowinstpercentage in procent(%) van in- én 
verkoopprijs berekenen

Slide 44 - Slide