In allerlei muziekinstrumenten worden snaren gebruikt. Een viool heeft bijvoorbeeld vier snaren, een gitaar heeft er zes en een piano heeft er meer dan tweehonderd. Als je zo’n snaar in trilling brengt, geeft hij een toon. Een toon is een geluid met een bepaalde toonhoogte. De hoogte van die toon hangt af van drie dingen.
• Hoe dik de snaar is: hoe dikker de snaar, hoe lager de toon.
• Hoe lang de snaar is: hoe langer de snaar, hoe lager de toon.
• Hoe strak de snaar is gespannen: hoe lager de spanning, hoe lager de toon.