Habla con tu compañero de clase sobre la clase anterior en
holandés:1. Welke fout heb jij in je tekst gemaakt?
2. Waar moet je opletten als Nederlandse leerling als je Spaans schrijft/praat?
3. Wat is dit/deze?
4. En hoe werken deze aanwijzende voornaamwoorden in het Spaans?
5. Noem alle bezittelijke voornaamwoorden in het Spaans.
6. Wat is het verschil tussen de Nederlandse en Spaanse bezittelijke voornaamwoorden.