This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Toets Helpende Plus -
Dinsdag 19 november 2024
Slide 1 - Slide
Bevoegd zijn betekent eigenlijk hetzelfde als het hebben van de juiste papieren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quiz
Alle zorginstellingen moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
De wet BIG beschermt een cliënt tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Lasix is een vocht afdrijvend medicijn, met als merknaam furosemide.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
Een placebo is een medicijn zonder werkzame stof
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Rapporteren is altijd subjectief, je eigen mening is belangrijk
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Rectaal wil zeggen: Toedienen via de mond
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Een nadeel van oogdruppels in een flesje is dat er snel bacteriegroei kan optreden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
De houdbaarheid na opening van oogdruppels is 6 weken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Medicijnen waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden, gooi je in de prullenbak.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Cranberrycapsules voorkomen een maagontsteking.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Bij een hypo heeft iemand een te hoog suikergehalte in zijn bloed.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Medicatie vanuit de trombosedienst wordt niet in de baxter gedaan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Verschillende stoffen in medicatie kunnen elkaar beïnvloeden. Dit heet interactie.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Capsules mogen in overleg met een arts in bepaalde gevallen opengemaakt worden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met de vitale functies?
A
de eigenschappen die zorgen voor fitheid, zoals spierkracht, lenigheid en uithoudingsvermogen
B
functies die nodig zijn om in leven te blijven, zoals ademhaling, bloedsomloop en bewustzijn
C
de verschillende stelsels waardoor het lichaam goed kan functioneren, zoals het ademhalingsstelsel, het maag-darmstelsel,
D
de functies van de lichaamscellen om zuurstof en voedingstoffen op te nemen en koolzuur en afvalstoffen weer uit te scheiden
Slide 17 - Quiz
Wat heeft een zorgvrager met een lichaamstemperatuur van 37,9
A
normale temp.
B
koorts
C
verhoging
D
onder temp.
Slide 18 - Quiz
Wat is in de Wet Big een voorbehouden handeling?
A
handelingen waar de cliënt vooraf aan de zorgverlener toestemming voor moet geven
B
handelingen die binnen de taken van de beroepsuitoefening van de zorgverlener behoren
C
handelingen die door een bevoegde arts uitgevoerd moeten worden
D
handelingen die door ondeskundig handelen onaanvaardbare risico's met zich mee kunnen brengen
Slide 19 - Quiz
Waar of niet waar? Bekwaam: Als de zorgvraag van de cliënt verandert en iemand heeft steeds meer zorg nodig. Dan moet je je afvragen, kan ik dit?
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Waar of niet waar? Een Helpende plus is bevoegd voor het verwisselen van een katheterzak?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 21 - Quiz
Infectiegevaar is bij een interne katheter groter dan bij een externe Katheter
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Als je de urine controleert bij het verwisselen van de katheterzak let je op de volgende punten
A
geur-kleur-helderheid
B
geur-kleur-hoeveelheid
C
geur-helderheid-hoeveelheid
D
geur-kleur-helderheid-hoeveelheid
Slide 23 - Quiz
Mevrouw X plast steeds kleine beetjes, ze geeft aan dat plassen pijnlijk is, en de urine bevat "vlokken". Wat is er mogelijk aan de hand?
A
Mevrouw wil niet naar de wc
B
Mevrouw heeft iets verkeerds gegeten
C
Mevrouw vergeet te plassen
D
Mevrouw heeft blaasontsteking
Slide 24 - Quiz
Als een zorgvrager het toilet niet kan halen omdat hij een beperking heeft en hierdoor urine verliest noem je dit:
A
urge-incontinentie
B
overloop incontinentie
C
functionele incontinentie
D
overloop incontinentie
Slide 25 - Quiz
Bij welke ziekten of aandoeningen draagt men een steunkous?
A
Diabetes& Dementie
B
COPD & Parkinson
C
Diabetes, spataderen, vocht in de benen
D
Dementie
Slide 26 - Quiz
Als een cliënt jeuk heeft en steunkousen draagt dan
A
laat ik ze uit anders wordt het erger
B
luister ik naar de klacht maar trek ze toch aan
C
ga ik met de evv'er overleggen
D
ga ik de benen zwachtelen
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Video
Wat doe je voordat je de handeling oogdruppels gaat toedienen?
A
handen wassen
B
druppels klaarzetten
C
ogen schoonmaken
Slide 29 - Quiz
Antibiotica oogdruppels mogen vaak maar een maand bewaard blijven en in de koelkast, waarom is dat?
A
De werking van het middel is zo goed als weg
B
De druppels zijn op, want ze doen er nooit teveel in
C
Er komen teveel bacteriën in
D
Je hebt kans op verergering
Slide 30 - Quiz
Oordruppels toedienen
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
Meneer de Vries heeft oordruppels Welke 5 punten moet je nagaan voordat je medicijnen geeft?
A
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*houdbaarheid van geneesmiddel
*juiste wijze van toediening
*juiste tijdstip
*dosering juist met wat is voorgeschreven
B
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*juiste huiskamer
*juiste wijze van toediening
*juiste tijdstip
*dosering juist met wat is voorgeschreven
C
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*wensen van de cliënt
*juiste wijze van toediening
*juiste tijdstip
*dosering juist met wat is voorgeschreven
D
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon
*wensen van de cliënt
*juiste wijze van toediening
*privacy van de cliënt
*dosering juist met wat is voorgeschreven
Slide 33 - Quiz
Hoe heet het medicatie uitgiftesysteem dat je mag gebruiken in de functie van Helpende plus?
A
Baxter
B
Medicijnkar
C
Dexter
D
CIZ
Slide 34 - Quiz
Er zijn verschillende orale toedieningsvormen, welke hoort er niet bij en mag je als Helpende plus ook niet geven?
A
Tabletten
B
Dragee
C
Zetpillen
D
Bruistabletten
Slide 35 - Quiz
Je mag als helpende plus een vaardigheid uitvoeren als je
A
bevoegd bent
B
bekwaam bent
C
als je bevoegd en bekwaam bent
D
als je bevoegd en bekwaam bent én je je bekwaam voelt.
Slide 36 - Quiz
Als helpende plus mag je wondverzorging volgens protocol en het wondbehandelingsplan geven bij
Beklemmende, drukkende pijn op de borst. Uitstraling naar nek, kaak en armen.
B
Misselijk, zweten, braken en snelle ademhaling.
C
Pijn tussen schouderbladen, kortademigheid, extreme moeheid en angstig.
D
Alle symptomen horen bij een hartinfarct
Slide 44 - Quiz
8. Hoe noemen we een verstopping in de bloedvaten van de hersenen?
A
Hartinfarct
B
Beroerte
Slide 45 - Quiz
reuma
alzheimer
diabetes
parkinson
beroerte
ontstoken
gewrichten
herseninfarct
insuline tekort
schuifelend lopen
& veel beven
vergeetachtig
Slide 46 - Drag question
Onder probleemgedrag, ofwel 'onbegrepen gedrag', verstaan we alle gedrag van de zorgvrager dat door deze zorgvrager en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar wordt ervaren
A
juist
B
onjuist
Slide 47 - Quiz
Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Glucosegehalte
Insuline
Diabetes
Glucose
Slide 48 - Drag question
Het niet leeg kunnen plassen van de blaas noemen we