Toets Helpende Plus - Donderdag 18 januari 2024

Toets Helpende Plus - 
Dinsdag 19 november 2024
1 / 50
next
Slide 1: Slide
Helpende PlusMBOStudiejaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Toets Helpende Plus - 
Dinsdag 19 november 2024

Slide 1 - Slide

Bevoegd zijn betekent eigenlijk hetzelfde als het hebben van de juiste papieren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Alle zorginstellingen moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

De wet BIG beschermt een cliënt tegen onzorgvuldig en ondeskundig handelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Lasix is een vocht afdrijvend medicijn, met als merknaam furosemide.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Een placebo is een medicijn zonder werkzame stof
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Rapporteren is altijd subjectief, je eigen mening is belangrijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Rectaal wil zeggen: Toedienen via de mond
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Een nadeel van oogdruppels in een flesje is dat er snel bacteriegroei kan optreden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

De houdbaarheid na opening van oogdruppels is 6 weken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Medicijnen waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden, gooi je in de prullenbak.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Cranberrycapsules voorkomen een maagontsteking.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Bij een hypo heeft iemand een te hoog suikergehalte in zijn bloed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Medicatie vanuit de trombosedienst wordt niet in de baxter gedaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Verschillende stoffen in medicatie kunnen elkaar beïnvloeden. Dit heet interactie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Capsules mogen in overleg met een arts in bepaalde gevallen opengemaakt worden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met de vitale functies?
A
de eigenschappen die zorgen voor fitheid, zoals spierkracht, lenigheid en uithoudingsvermogen
B
functies die nodig zijn om in leven te blijven, zoals ademhaling, bloedsomloop en bewustzijn
C
de verschillende stelsels waardoor het lichaam goed kan functioneren, zoals het ademhalingsstelsel, het maag-darmstelsel,
D
de functies van de lichaamscellen om zuurstof en voedingstoffen op te nemen en koolzuur en afvalstoffen weer uit te scheiden

Slide 17 - Quiz

Wat heeft een zorgvrager met een lichaamstemperatuur van 37,9
A
normale temp.
B
koorts
C
verhoging
D
onder temp.

Slide 18 - Quiz

Wat is in de Wet Big een voorbehouden handeling?
A
handelingen waar de cliënt vooraf aan de zorgverlener toestemming voor moet geven
B
handelingen die binnen de taken van de beroepsuitoefening van de zorgverlener behoren
C
handelingen die door een bevoegde arts uitgevoerd moeten worden
D
handelingen die door ondeskundig handelen onaanvaardbare risico's met zich mee kunnen brengen

Slide 19 - Quiz

Waar of niet waar?
Bekwaam:
Als de zorgvraag van de cliënt verandert en iemand heeft steeds meer zorg nodig. Dan moet je je afvragen, kan ik dit?
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar?
Een Helpende plus is bevoegd voor het verwisselen van een katheterzak?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Infectiegevaar is bij een interne katheter groter dan bij een externe Katheter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Als je de urine controleert bij het verwisselen van de katheterzak let je op de volgende punten
A
geur-kleur-helderheid
B
geur-kleur-hoeveelheid
C
geur-helderheid-hoeveelheid
D
geur-kleur-helderheid-hoeveelheid

Slide 23 - Quiz

Mevrouw X plast steeds kleine beetjes, ze geeft aan dat plassen pijnlijk is, en de urine bevat "vlokken". Wat is er mogelijk aan de hand?
A
Mevrouw wil niet naar de wc
B
Mevrouw heeft iets verkeerds gegeten
C
Mevrouw vergeet te plassen
D
Mevrouw heeft blaasontsteking

Slide 24 - Quiz

Als een zorgvrager het toilet niet kan halen omdat hij een beperking heeft en hierdoor urine verliest noem je dit:
A
urge-incontinentie
B
overloop incontinentie
C
functionele incontinentie
D
overloop incontinentie

Slide 25 - Quiz

Bij welke ziekten of aandoeningen draagt men een steunkous?
A
Diabetes& Dementie
B
COPD & Parkinson
C
Diabetes, spataderen, vocht in de benen
D
Dementie

Slide 26 - Quiz

Als een cliënt jeuk heeft en steunkousen draagt dan
A
laat ik ze uit anders wordt het erger
B
luister ik naar de klacht maar trek ze toch aan
C
ga ik met de evv'er overleggen
D
ga ik de benen zwachtelen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Wat doe je voordat je de handeling oogdruppels gaat toedienen?
A
handen wassen
B
druppels klaarzetten
C
ogen schoonmaken

Slide 29 - Quiz

Antibiotica oogdruppels mogen vaak maar een maand bewaard blijven en in de koelkast, waarom is dat?

A
De werking van het middel is zo goed als weg
B
De druppels zijn op, want ze doen er nooit teveel in
C
Er komen teveel bacteriën in
D
Je hebt kans op verergering

Slide 30 - Quiz

Oordruppels toedienen

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Meneer de Vries heeft oordruppels
Welke 5 punten moet je nagaan voordat je medicijnen geeft?
A
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon *houdbaarheid van geneesmiddel *juiste wijze van toediening *juiste tijdstip *dosering juist met wat is voorgeschreven
B
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon *juiste huiskamer *juiste wijze van toediening *juiste tijdstip *dosering juist met wat is voorgeschreven
C
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon *wensen van de cliënt *juiste wijze van toediening *juiste tijdstip *dosering juist met wat is voorgeschreven
D
*juiste geneesmiddel bij juiste persoon *wensen van de cliënt *juiste wijze van toediening *privacy van de cliënt *dosering juist met wat is voorgeschreven

Slide 33 - Quiz

Hoe heet het medicatie uitgiftesysteem dat je mag gebruiken in de functie van Helpende plus?
A
Baxter
B
Medicijnkar
C
Dexter
D
CIZ

Slide 34 - Quiz

Er zijn verschillende orale toedieningsvormen, welke hoort er niet bij en mag je als Helpende plus ook niet geven?
A
Tabletten
B
Dragee
C
Zetpillen
D
Bruistabletten

Slide 35 - Quiz


Je mag als helpende plus een vaardigheid uitvoeren als je
A
bevoegd bent
B
bekwaam bent
C
als je bevoegd en bekwaam bent
D
als je bevoegd en bekwaam bent én je je bekwaam voelt.

Slide 36 - Quiz

Als helpende plus mag je wondverzorging volgens protocol en het wondbehandelingsplan geven bij
A
gele wonden
B
zwarte wonden
C
rode wonden
D
alle wonden

Slide 37 - Quiz

Een bloedsuikerwaarde van 9,8 is
A
alleen voor vrouwen te hoog
B
altijd te laag
C
altijd te hoog
D
alleen voor mannen te hoog

Slide 38 - Quiz

Hoe herken je de eerste tekenen van decubitus?
A
Blaarvorming
B
Open wond
C
Niet wegdrukbare roodheid
D
Geel wondvocht

Slide 39 - Quiz

Wat is een normaalwaarde van bloeddruk?
A
120/80 mmHg
B
120/200 mmHg
C
60/120 mmHg
D
40/70 mmHg

Slide 40 - Quiz

Het toedienen van medicatie sublinguaal is?
A
In de lies
B
Onder de huid
C
Onder de tong
D
In de neus

Slide 41 - Quiz

Wat zijn de 5 J's
A
Juiste patiënt, juiste medicatie, juiste dosering, juiste tijd, juiste plek.
B
Juiste patiënt, juiste medicatie, juiste wijze van toedienen, juiste dosering, juiste tijd.
C
Juiste medicatie, juiste dosering, juiste tijd, juiste plek, juist personeel.
D
Juiste patiënt, juist personeel, juiste plek, juiste tijd, juiste wijze van toedienen.

Slide 42 - Quiz

timer
1:00
Objectief
Subjectief
Feiten
Waarnemen
individuele gevoelens
Vooroordelen
Meetbaar
Gekleurd

Slide 43 - Drag question

Wat zijn de symptomen van een hartinfarct?
A
Beklemmende, drukkende pijn op de borst. Uitstraling naar nek, kaak en armen.
B
Misselijk, zweten, braken en snelle ademhaling.
C
Pijn tussen schouderbladen, kortademigheid, extreme moeheid en angstig.
D
Alle symptomen horen bij een hartinfarct

Slide 44 - Quiz

8. Hoe noemen we een verstopping in de bloedvaten van de hersenen?
A
Hartinfarct
B
Beroerte

Slide 45 - Quiz

reuma
alzheimer
diabetes
parkinson
beroerte
ontstoken 
gewrichten

herseninfarct
insuline tekort
schuifelend lopen
& veel beven
vergeetachtig

Slide 46 - Drag question

Onder probleemgedrag, ofwel 'onbegrepen gedrag', verstaan we alle gedrag van de zorgvrager dat door deze zorgvrager en/of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar wordt ervaren
A
juist
B
onjuist

Slide 47 - Quiz

Hoeveelheid suiker in het bloed
Hormoon dat ervoor zorgt dat glucose wordt omgezet in glycogeen
Ziekte door problemen bij de productie van en/of reactie op insuline
Belangrijkste suiker in het bloed
Glucosegehalte
Insuline
Diabetes
Glucose

Slide 48 - Drag question

Het niet leeg kunnen plassen van de blaas noemen we
A
retentie
B
residu
C
reflux
D
rumineren

Slide 49 - Quiz

Wat is de generieke naam van een medicijn?
A
handelsnaam
B
stofnaam

Slide 50 - Quiz