H5.8 Woordsoorten

H1.3 Lezen
Waar is
de 
GOUDVIS?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1.3 Lezen
Waar is
de 
GOUDVIS?

Slide 1 - Slide

Programma
  • Start H5.8 Woordsoorten
  • Theorie en uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

H5.8 Woordsoorten
In deze paragraaf leer je:
- de woordsoorten: aanwijzend en vragend voornaamwoord

Hoe zat het ook alweer? 

Slide 3 - Slide

Wat is een voorbeeld van een onbepaald lidwoord?
A
de, het
B
de
C
de, een
D
een

Slide 4 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 5 - Open question

In een zin kan een hww voorkomen zonder een zww.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Een zelfstandig werkwoord geeft...
A
een gevoel aan
B
een reden aan
C
een actie aan

Slide 7 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord (bn)?
A
Dat zegt iets over een lidwoord
B
Dat zegt iets over een zelfstandig werkwoord
C
Dat zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dat zegt niks

Slide 8 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord
  • wijst een mens, een dier of een ding aan
  • deze, die, dat, dit, zulk(e), zo'n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde 

Dit meisje, die fiets, dat geld






Slide 9 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord:
Kan voor zelfstandig naamwoord staan, maar hoeft niet:

Deze rode fiets vind ik mooi dan die zwarte.
Vind jij dat ook?

Slide 10 - Slide

Let op:
Die en dat kunnen meerdere woordsoorten zijn!
Als je ze kunt vervangen door 'deze' en 'dit' => dan zijn het aanwijzende vnw
Dat meisje = dit meisje

Woorden die richting aangeven zoals: daar, daarheen, daarover, daarlangs => GEEN aanwijzende vnw!

Slide 11 - Slide

Vragend voornaamwoord 
  • wie, wat, welke, wat voor (een)
  • staat meestal aan het begin van een vraag (soms dus niet).

  • Wie van jullie wil een boodschap doen?
  • Naar welk land gaan jullie op vakantie?
  • Hij vroeg wie van ons een boodschap wil doen?

Slide 12 - Slide

Let op:
'Wie' en 'wat' zijn GEEN vragende voornaamwoorden als ze terugverwijzen naar ander woord:
De leuke jongen die ik heb gesproken

Woorden zoals: waar, waarheen, wanneer, waarom en hoe zijn GEEN vragende vnw!

Slide 13 - Slide


Wij hebben duidelijk gemaakt dat we dat niet leuk vonden.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 14 - Quiz


Wat ligt daar op de grond?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 15 - Quiz


Misschien kan mijn broer zich het nog herinneren.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 16 - Quiz


Mooi tas, die wil ik ook!
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 17 - Quiz


Ik heb echt zin in dat ijsje.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 18 - Quiz

Met zulke praatjes hoef je bij die man echt niet aan te komen.
A
die (aanw. vnw)
B
niet (aanw. vnw.)
C
met (vr. vnw)

Slide 19 - Quiz

Weet je al welke klasgenoten je uitnodigt voor dat feest?
A
Weet (vr. vnw.)
B
dat (aanw. vnw.)
C
welke (vr. vnw.)
D
welke (vr. vnw.), dat (aanw. vnw)

Slide 20 - Quiz

Iedereen eet liever de hamburgers van McDonalds dan deze vette.
A
de (aanw. vnw.)
B
Iedereen (vr. vnw.)
C
dan (aanw. vnw.)
D
deze (aanw. vnw.)

Slide 21 - Quiz

H5.8 Woordsoorten
Zelfstandig aan de slag: 
opdracht 3 en 4, 6 en 7 en 9

Klaar? Daarna door met opdracht 11 t/m 14

Slide 22 - Slide