Adverbs of place, time, manner and frequency

Adverbs 
Place
Time
Frequency
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Adverbs 
Place
Time
Frequency

Slide 1 - Slide

Adverbs of place & time
Waar? Adverbs of place and time komen altijd achteraan in de zin.
Eerst de plaats en dan de tijd:

We are going to swim in the lake tomorrow.
My parents are in Nijmegen today.
I am seeing Pink's new concert at the Ziggo Dome in July.

Slide 2 - Slide

LET OP:
Als het extra belangrijk is om te vermelden wanneer iets gebeurde dan zet je de verwijzing naar tijd helemaal vooraan in de zin:

In July, we are seeing Pink's new concert in the Ziggo Dome.
On Sunday, the minister announced that schools would be closed for three weeks.

Slide 3 - Slide

Adverbs of frequency
Geven aan hoe vaak iets gebeurd.
Waar?  Voor het hoofdwerkwoord 
We always start  the day with breakfast.


Slide 4 - Slide

LET OP:
Als er am/are/is/was/were in de zin staat komt de adverb of frequency erachter.

He is always late.
We are usually on time. 


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Opdracht:
Zet bij de volgende opdracht alle woorden in de juiste volgorde om een goede zin te maken. 


Slide 10 - Slide

in the garden / Peter / yesterday / worked

Slide 11 - Open question

always / I / visit/ my grandmother / on Fridays /

Slide 12 - Open question

this weekend / to go / do you want / to the cinema / ?

Slide 13 - Open question

is / my brother / mostly / outside

Slide 14 - Open question

my parents / next week / won't go / probably / to work

Slide 15 - Open question

always / in the weekend / watches TV / my little brother

Slide 16 - Open question