Chapitre 5 texte A

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Vandaag nemen we de tekst van Bron A door met de vocabulaire! En het gaat o.a over FC Nantes!

Des débuts glorieux?
wat betekent het ?denk je

Inès et Nathan se retrouvent devant l'école. Ils sont en troisième au lycée Jules Verne à Nantes.
Ils parlent du weekend dernier.

Waar zijn Ines en Nathan?

1. In de klas
2. voor de school
3. bij Ines thuis
4. bij Nathan thuis

Inès et Nathan se retrouvent devant l'école. Ils sont en troisième au lycée Jules Verne à Nantes.
Ils parlent du weekend dernier.

Welke dag is het denk je?

1. mardi
2. vendredi
3. lundi
4. dimanche

Nathan: Samedi, j'ai joué à la console avec mes copains. Et dimanche , mon frère et moi , on a écouté le nouvel album de Maître Gims.

Wat heeft Nathan zondag gedaan?

1. gamen met zijn vrienden
2. gamen met zijn broer
3. muziek geluisterd met zijn vrienden
4. muziek geluisterd met zijn broer

Nathan: Samedi, j'ai joué à la console avec mes copains. Et dimanche , mon frère et moi , on a écouté le nouvel album de Maître Gims.

Welke muziek speelt Maître Gims

1. hiphop
2. R&B
3. jazz
4. rap

je n'aime pas tellement MaitreGims.

wat betekent dit?

1. Ik hou niet zo van MG
2. Ik hou wel van MG
3. ik hou helemaal niet van MG
4. Ik vind MG wel leuk

Dimanche, je suis allée voir un match de foot. J'ai été au stade de la Beaujoire. J'y étais avec mes parents.

Welke bewering is juist?

1. Ze is dinsdag naar een voetbalwedstrijd gegaan bij haar ouders in Beauhoire.
2. Ze is zondag naar een voetbalwedstrijd gegaan bij haar ouders in Beaujoire
3. Ze is zondag naar een voetbalwedstrijd gegaan in het stadion van Beaujoire.
4. Ze is dinsdag naar een voetbalwedstrijd gegaan in het stadion van Beaujoire.

Nathan: Quoi.....? Mais tu blagues? Tu n'aimes pas le foot?

Welke bewering is juist?

1. Nathan denkt dat Ines een grapje maakt.
2. Nathan is verbaasd en dacht dat Ines niet van voetballen hield.
3. Nathan had heel graag mee willen gaan.
4. Hij vindt dat Ines niets van voetballen weet.

C'était le premier match de la saison à domicile.

1. Het was de eerste uitwedstrijd van het seizoen
2. Het was de eerste thuiswedstrijd van het seizoen.

le début

1. de rug
2. het veld
3. het begin
4. het doelpunt

le dos

1. het begin
2. het doelpunt
3. de rug
4. het veld

le but

1. het doelpunt
2. de stip
3. de bank
4. de corner

blaguer

1. lachen
2. blazen
3. verlaten
4. grapjes maken

blessé

1. gezegend
2. gewond
3. gevlekt
4. gevallen

aucune idée

1. een enkel idee
2. wat een idee
3. geen flauw idee
4. goed idee

Jullie hebben nu wat kunnen oefenen

(als er tijd is lusiteren we nog fragment 4d ene)

Succes met de opgaven voor volgende week!

opdracht 4, 6 en 7 van Hoofdstuk 5