Ondersteunen op leefgebieden 2 - Begrippen en neurologische aandoeningen

Ondersteunen op leefgebieden 2
Begrippen en neurologische aandoeningen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Ondersteunen op leefgebieden 2
Begrippen en neurologische aandoeningen

Slide 1 - Slide

Nieuwe module
Twee vakken in één:
  1. ALA Begeleiden van de cliënt bij zelfredzaamheid op de verschillende leefgebieden.
  2. KGC Verdiepen in  de doelgroepen

Slide 2 - Slide

Opbouw van de lessen
Deze module wordt aangeboden op zowel de woensdagochtend als middag.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
De student:
  • kan emotionele problemen herkennen, zoals eenzaamheidsproblematiek en sociale uitsluiting.
  • kan regulerende methodieken toepassen ten aanzien van intimiteit.
  • kan klinisch redeneren.
  • kan digitale vaardigheden toepassen bij zijn/haar werkzaamheden.
  • heeft kennis van de mogelijkheden en risico's van (sociale) media en internet.
  • kan branchespecifieke voorlichting, advies en instructie geven, gerelateerd aan verschillende leefgebieden.
  • heeft kennis van bij de doelgroepen voorkomende ziektebeelden, beperkingen, stoornissen, aandoeningen, co morbiditeit, functioneringsproblemen en bijbehorende gezondheidsrisico's.
  • heeft kennis van anatomie, fysiologie en pathologie.
  • heeft kennis van verslavingsproblemen in relatie tot de doelgroepen.
  • heeft brede kennis van verslavingszorg en forensische zorg.
  • heeft specialistische kennis van het lichamelijk, verstandelijk en zintuiglijk functioneren en het sociaal emotioneel, adaptief en cognitief vermogen van cliënten.
  • heeft brede kennis van de factoren die van invloed zijn op de geestelijke gezondheid.

Slide 4 - Slide

Koppel het juiste begrip aan de juiste uitleg.
Het zelf beslissen over je leven en zorg en ondersteuning. Centraal staat: wat wil ik?
Het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg.
Een vorm van onafhankelijkheid, zelfstandig te werk gaan en eigen keuzes maken
Eigen regie
Autonomie
Zelfredzaamheid

Slide 5 - Drag question

Wat zijn neurologische
aandoeningen?

Slide 6 - Mind map

Neurologische aandoeningen
Een neurologische aandoening is een medische benaming voor een hersenaandoening. In de praktijk kun je veel verschillende aandoeningen tegenkomen. Je kunt ook veel te maken krijgen met de gevolgen ervan.

Slide 7 - Slide

Beroerte
Er gaat dan iets mis in de hersenen. Hierdoor krijgen de hersenen te weinig of zelf geen zuurstof en voedingsstoffen. Je hebt hier twee vormen van:
  • Herseninfarct > Hierbij raakt de slagader in hersenen verstopt.
  • Hersenbloeding > Hierbij scheurt er een bloedvat in de hersenen

Slide 8 - Slide

Klachten bij een beroerte
Een cliënt met een beroerte kan uiteenlopende symptomen hebben. De meeste klachten zijn namelijk afhankelijk van de plek in de hersenen. De meest voorkomende klachten zijn:
  • een scheve mond door (halfzijdige) verlamming
  • warrig praten en denken
  • een verlamde arm of been

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hersenvliesontsteking
Hierbij is het vlies rondom de hersenen ontstoken. Dit komt door een bacterie of een virus. Als kind kan je hier tegen worden ingeënt.
Iemand wordt ernstig ziek en kan zonder behandeling overlijden. Verder kan het blijvende schade als doofheid, verlamming en cognitieve problemen veroorzaken.

Slide 11 - Slide

Hersenvliesontsteking herkennen
  • Nekpijn of stijve nek (hoofd niet goed naar voren kunnen buigen)
  • Hoge koorts
  • Koude rillingen
  • Bleke huid
  • Hoofdpijn
  • Braken
  • Sufheid
  • Donkerrode of paarsrode puntjes op de romp, armen, benen en/of het oog slijmvlies.

Slide 12 - Slide

Spina bifida
Dit is de medische term voor "open ruggetje". Hierbij is het ruggenmerg en/of de wervelkolom niet goed aangelegd tijdens de zwangerschap.

Klachten die iemand kan ervaren:
  • Motorische stoornissen
  • Gevoelsstoornissen
  • Een waterhoofd
  • Leerproblemen
  • Epilepsie
  • Oogproblemen
  • Oorproblemen
  • Problemen met de blaas en ontlasting
  • Vergroeiing van de rug
  • Voetafwijkingen

Slide 13 - Slide

Ziekte van Parkinson
Dit is een hersenziekte waarbij bepaalde hersencellen langzaam afsterven. Hierdoor wordt te weinig dopamine aangemaakt en gaat de cliënt steeds minder vloeiend bewegen.
De ziekte is niet te genezen, maar kan wel geremd worden met medicatie.

Cliënten kunnen de volgende klachten ervaren: Beven van handen, benen, kin en tong, trager bewegen, stijfheid van de spieren, problemen met evenwicht, bevriezen tijdens het lopen, trager denken, minder goed kunnen ruiken, slaapproblemen en stemmingsproblemen.

Slide 14 - Slide

Ziekte van Huntington
Dit is een erfelijke aandoening aan de hersenen, waarbij de hersenen steeds verder aangetast raken. Door de ziekte verandert het gedrag van de cliënt. Zo kan iemand somber, angstig of snel boos worden. Ook maakt het lichaam ongecontroleerde bewegingen.

Klachten:
Iemand heeft last van zowel lichamelijke als mentale klachten. Veelvoorkomende klachten zijn: bewegingen maken zonder dit te willen, stijve spieren, rare dingen zien en denken, moeite met lopen, onhandiger worden, vergeetachtigheid, snel boos worden.

Slide 15 - Slide

Epilepsie
Dit is een hersenaandoening waardoor iemand een aanval kan krijgen. Zo'n aanval ontstaat doordat de elektrische activiteit in de hersenen tijdelijk verandert.

Slide 16 - Slide

0

Slide 17 - Video

Aanvallen en symptomen
  • Een grote aanval: cliënt is buiten bewustzijn. De cliënt verstijft en gaat vervolgens schokken. Bij deze aanval is er een verstoring in beide hersenhelften.
  • Een kleine aanval waarbij iemand volledig buiten bewustzijn is. Er is een verstoring op één plek in de hersenen. De symptomen zijn afhankelijk van de plek. Mogelijke klachten zijn: spiertrekkingen, onaangename geur ruiken, bleek worden, licht flitsen zien, een tintelend of doof gevoel hebben.
  • Een kleine aanval waarbij iemand een verminderd bewustzijn heeft. De verstoring van de hersenactiviteit is op één plek in de hersenen. De cliënt kan voor zich uit staren en geen reactie geven op de ander. Soms kan hij de ander wel horen, maar begrijpt niet wat er tegen hem gezegd word.

Slide 18 - Slide

Handelen bij een kleine aanval
  • Haal voorwerpen weg waar de cliënt zich aan kan bezeren
  •  Cliënt met een verminderd bewustzijn kan op een gevaarlijke situatie aflopen, zonder dit zelf door te hebben. Ga in zo'n geval voor de cliënt staan en leid hem af met een rustige stem. Grijp hem niet vast.
  • Blijf bij de cliënt tot de aanval voorbij is.
  • Cliënten kunnen na een aanval chagrijnig zijn. Houd er rekening mee dat ze hier niks aan kunnen doen.

Slide 19 - Slide

Handelen bij een grote aanval
  • Blijf kalm en blijf bij de cliënt
  •  Schrijf het tijdstip op waarop de aanval begonnen is. Houd de tijd in de gaten. Bel de arts wanneer de aanval langer duurt dan vijf minuten of wanneer de aanvallen elkaar opvolgen. Bij een aanval langer dan vijf minuten kan ook medicatie worden gegeven.
  • Bescherm het hoofd met de handen of een kussen.
  • Haal harde of scherpe voorwerpen we, zodat de cliënt zich niet kan bezeren.
  •  Maak strakke kleding los.
  • Zet de bril van de cliënt af.

Slide 20 - Slide

Wat moet je juist niet doen tijdens een grote aanval?
A
Iets tussen de tanden stoppen
B
Water geven tijdens de aanval
C
Lichaamsbewegingen tegenhouden
D
Cliënt verplaatsen tijdens de aanval

Slide 21 - Quiz

Aandoening waarbij hersencellen afsterven en de cliënt steeds minder vloeiend zal bewegen
Erfelijke aandoening waarbij de cliënt door afstervende hersencellen zowel mentale als lichamelijke klachten krijgt. De klachten zullen steeds erger worden.
Aandoening van het ruggenmerg en/of de wervelkolom.
Aandoening veroorzaakt door een bacterie of virus, die zonder behandeling dodelijk kan zijn.
Aandoening waarbij de elektrische activiteit in de hersenen tijdelijke verandert.
Ziekte van Huntington
Ziekte van Parkinson
Spina bifida
Hersenvliesontsteking
Epilepsie

Slide 22 - Drag question

Wat heb jij geleerd van de les van vandaag?

Slide 23 - Open question