Ja/nee vragen en ontkenningen

Check-up
How are you today? 


1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Check-up
How are you today? 


Slide 1 - Slide

Today's Planning
Wat gaan we doen? Vandaag gaan we opdracht 34 tm 37 op blz 108 en 109 maken van E: writing and grammar. Eerst een uitleg, dan zelfstandig aan het werk. Als er tijd voor is kijken we het samen na en anders morgen. Het is dan dus HUISWERK voor morgen als het deze les niet af is. 
Waarom?  Omdat je ook vragende zinnen moet kunnen stellen in het Engels. 
Hoe? In je boek. 
Hoeveel tijd?  45 minuten.
Hulp nodig? Ask three before me 
Uitkomst? Wat doen we ermee?  Door het vandaag of morgen na te kijken kun je zien hoe je het hebt gedaan en of ik het goed heb uitgelegd. 
Klaar? Als je klaar bent dan heb ik een nieuwe legpuzzel, die je kunt komen halen. 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
At the end of this lesson

  • Weet ik hoe je een vraag moet stellen in het Engels



 

Slide 3 - Slide

Vragen stellen in het Engels
Hoe doe je dat eigenlijk? 

Slide 4 - Slide

Some questions
Are you the new teacher?
Is she good at sports?
Can you pass me the sugar?
Can we visit our grandparents?
Do you like to go swimming?
Do Peter and John drive a car?
Does she work at McDonalds?
Does it hurt?



Slide 5 - Slide

Het werkwoord 'to be', oftewel 'zijn' en 'can', oftewel 'kunnen'
Ik ben                        I am
Jij bent                      You are
Hij/zij/het zijn         He/she/it is
wij zijn                      We are
Jullie zijn                   You are 
Zij zijn                       They are 

Can blijft in alle gevallen hetzelfde, so that's easy to remember!

Slide 6 - Slide

Some examples
You are the teacher ->          Are you the teacher?
Robert is always on time -> Is Robert always on time?
They are at the cinema ->    Are they at the cinema?

He can walk the dog ->         Can he walk the dog?
Annie can do better ->          Can Annie do better?
I can cook very well ->         Can I cook very well?

Slide 7 - Slide

Do and Does
Als er geen am/is/are of can in de zin staat, maar een ander werkwoord dan zet je er do of does voor: 

Je gebruikt do bij I, you, we en they

Je gebruikt does bij: he/she/it (shit-regel, + es remember?

LET OP: als je een vraagzin maakt dan haal je de -s van het werkwoord af. 

Slide 8 - Slide

Some examples
I watch television every evening -> Do I watch television every evening?
They water the plants ->                  Do they water the plants?
We take the bus on sunday ->          Do we take the bus on sunday?

He drinks tea in the morning ->       Does he drink tea in the morning?
Kim likes to play tennis ->                Does Kim like to play tennis?
Our grandma cooks very well ->      Does our grandma cook well?




Slide 9 - Slide

Now, let's practice!
I am the best
She can run very fast
We are tired
You can do the dishes
He eats pizza
We work at wallmart
She plays piano
You love cheese



Slide 10 - Slide

Let's get to work!
Ga naar pagina 108 en maak opdracht 34 t/m 37.
Wat niet af is is huiswerk voor morgen (zet het in je Plenda!).   

timer
8:00

Slide 11 - Slide

Is het lesdoel behaald?
At the end of this lesson

  • Weet ik hoe je een vraag moet stellen in het Engels 



 

Slide 12 - Slide

End of the lesson
1. Spullen opruimen (put away your things)
2. Blijven zitten en wachten tot de bel gaat (stay seated until the bell rings)
3. Stoel aanschuiven (pull in your chair)
4. Telefoons pakken (get your phones)
5. Bye, see you next lesson!

Slide 13 - Slide