Herhaling H5

Herhaling H5
3GT
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling H5
3GT

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
  • 5 min - Herhaling H5
  • 15 min - Opdrachten maken
  • 15 min - Bespreken antwoorden  

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsmotieven

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsovereenkomst
CAO = Collectieve ArbeidsOvereenkomst
Individuele  arbeidsovereenkomst
Bedrijfstak
1 Werknemer

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Bruto- en nettoloon






Brutoloon - inhoudingen = nettoloon

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Productiesectoren   

Slide 6 - Slide

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.
Ondernemingsvormen
Eenmanszaak
VoF
BV
NV
Rechtsvorm

natuurlijk persoon
natuurlijk persoon
rechtspersoon
rechtspersoon
Eigenaar

directeur (1 persoon)
vennoten (meerdere personen)
aandeelhouders
aandeelhouders
Aansprakelijk
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
bedrijf, alleen inleg aandeel (verkopen / kopen alleen met toestemming)
bedrijf, alleen inleg aandeel (iedereen mag verkopen / kopen op de beurs)
Voordeel
- zelf baas
- alle winst voor jezelf
- taken verdelen
- vervanger bij ziekte
- meer geld
- niet privé aansprakelijk
- meer geld
- niet privé aansprakelijk
- meer geld
Nadeel
- privé aansprakelijk
- geen vervanger bij ziekte
- privé aansprakelijk
- winst moet je delen
- winst moet je delen
- winst moet je delen
Belasting
inkomsten belasting (IB)
inkomsten belasting (IB)
vennootschaps belasting (VpB)
vennootschaps belasting (VpB)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsmarkt (overzicht)
De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Soorten werkloosheid
- Conjuncturele werkloosheid
- Structurele werkloosheid
- Frictiewerkloosheid
- Seizoenswerkloosheid
- Regionale werkloosheid

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

aan de slag
timer
5:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1. Er zijn verschillende redenen om te gaan werken. Geef vier voorbeelden van arbeidsmotieven.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 2. 1. De arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak staan in een
A
Arbeidsovereenkomst
B
CAO

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 2. 2. De afspraken die jouw werkgever met jou maakt, legt hij vast in een
A
Arbeidsovereenkomst
B
CAO

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 2. 3. Vakbonden spelen een belangrijke rol bij het opstellen van een
A
Arbeidsovereenkomst
B
CAO

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 3. Drie vrienden bespreken hun inkomens. Het brutoloon van Jacob is € 3.689. Zijn werkgever houdt € 827 loonbelasting in en € 374 aan sociale premies. Bereken het nettoloon van Jacob.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 3. Het brutoloon van Jeppe is €4.116. Zijn nettoloon is €2.798. Bereken hoeveel procent van zijn brutoloon wordt ingehouden aan loonbelasting en sociale premies.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 4. 1.Geef per zin aan of het gaat om wit, grijs of zwart werk.

Drie keer per maand helpt Tirza haar oma met het huishouden.
A
Wit werk
B
Grijs werk
C
Zwart werk

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 4. 2. Geef per zin aan of het gaat om wit, grijs of zwart werk.

Martine werkt als verzorgende in een verpleegtehuis.
A
Wit werk
B
Grijs werk
C
Zwart werk

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 4. 3. Geef per zin aan of het gaat om wit, grijs of zwart werk.

Simon traint het voetbalteam van zijn zoontje.
A
Wit werk
B
Grijs werk
C
Zwart werk

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 4. 4. Geef per zin aan of het gaat om wit, grijs of zwart werk.

Timo is huisschilder. Soms heeft hij 's avonds een schilderklus waarvoor hij zich contant laat betalen.
A
Wit werk
B
Grijs werk
C
Zwart werk

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 5
Bij welke productiesectoren horen deze bedrijven en instellingen?
Autorijschool
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 5
Bij welke productiesectoren horen deze bedrijven en instellingen?
bloemenkwekerij
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 5
Bij welke productiesectoren horen deze bedrijven en instellingen?
fietsenfabriek
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 5
Bij welke productiesectoren horen deze bedrijven en instellingen?
middelbare school
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 6
Johannes en Joachim hebben samen een ijssalon. Ze hebben samen de leiding en er zijn geen aandelen uitgegeven. Voor welke ondernemingsvorm hebben ze gekozen? Kies het juiste antwoord.

A
Besloten vennootschap
B
Eenmanszaak
C
Naamloze vennootschap
D
Vennootschap onder firma

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 7
Wanneer behoor je tot de beroepsbevolking?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Opdracht 8
Hoe heet de overheidsinstelling die je helpt een nieuwe baan te zoeken en die beoordeelt of je recht hebt op een WW-uitkering?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions