Zelfstandige oefening: werkwoorden vervoegen

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoorden vervoegen

Ik

Jij / hij / zij

Wij/jullie / zij

Het werkwoord: dansen

dans

danst

dansen

Ik

Jij / hij / zij

Wij/jullie / zij

Het werkwoord: zwemmen

zwem

zwemt

zwemmen

Hoe vervoeg je een werkwoord?

Wat is de regel? 

Ik                       STAM: WW - EN -->           drink

jij                       STAM + T              -->           drinkt

... jij?                STAM                     -->            drink 

u                       STAM + T              -->            drinkt

hij/zij              STAM + T              -->            drinkt

wij/jullie/zij VOLLEDIGE WW -->           drinken

Ik

Jij / hij / zij

Wij/jullie / zij

Het werkwoord: voetballen

jij ?

voetbal

voetbalt

voetballen

voetbal

Ik

Jij / hij / zij

Wij/jullie / zij

Het werkwoord: boksen

jij ?

boks

bokst

boksen

boks

Ik

Jij / hij / zij

Wij/jullie / zij

Het werkwoord: poetsen

jij ?

poets

poetst

poetsen

poets

Werken
Ik ...

1. werk
2. werken
3. werkte
4. werkt

Wonen
Ik ...... in Overijse.

1. woon
2. woont
3. won
4. wonen

'Spreken'?
....... jij Nederlands?

1. Spreek
2. Spreekt
3. Spreken

Komen
Hij _____ uit Suriname.

1. komen
2. kom
3. komt
4. komd

komen
_____ jij vaak naar school?

1. Komt
2. kom
3. Kom
4. komen

komen
Jullie _____ op tijd in de les.

1. komen
2. komt
3. kom

komen
Wij _____ uit Afrika.

1. kom
2. komen
3. komt

'zitten'
...... jij op een stoel?

1. Zitten
2. Zitt
3. Zit
4. Ziet

Tekst

Tekst

Tekst

ENKELVOUD = 1 persoon

MEERVOUD = 2 personen of meer

ik

jij

hij/zij/u

wij

jullie

zij

jij

ik

wij

jullie

zij

Yusuf leest een boek.
..... leest een boek

1. hij
2. jij
3. zij
4. ik

Aisha en ik zijn op school.
...... zijn op school.

1. hij
2. ik
3. wij
4. zij

Jasmin en Shanaya zijn op school.
...... zijn op school.

1. hij
2. ik
3. wij
4. zij

1

1. Hij belt.
2. Zij belt

1

1. Hij leest.
2. Zij leest.

1

1. Zij koken
2. Wij koken

werken
Ik ...........

lopen
Ik ...........

Poetsen
Ik ..............

kopen
Ik ..............

lopen
wij ..............

liggen
wij ..............

kopen
jullie..............

schrijven
Ik ..............

Lezen
Ik ..............

Lezen
Hij ..............

Vervoeg het werkwoord
'slapen'

Hij 'denkt'
Wat is het hele werkwoord?

Wat is de stam van het werkwoord: sporten?

Wat is de stam van het werkwoord: vertrekken?

Vervoeg het werkwoord 'ZIJN'

Vervoeg het werkwoord zoeken.

Ik ...

Vervoeg het werkwoord dragen.

Hij ...

Vervoeg het werkwoord kopen.

Jullie ...

Vervoeg het werkwoord 'eten'
hij ....

Vervoeg het werkwoord
"afspreken" -
scheidbaar werkwoord

Vervoeg het werkwoord 'plakken'
ik ....

het werkwoord eten
Hij .....

Het werkwoord opruimen
Wij.........

Het werkwoord leven
Jullie.....

Lezen
Wij ...............

wonen
Ik ..............

wonen
hij ..............

Ik snap hoe ik een werkwoord moet vervoegen

😒🙁😐🙂😃

Maak de oefeningen in je e-mail

Wat is de stam van het werkwoord: voelen?