Quiz Eco H1 totaal

Quiz Eco
Hoofdstuk 1
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Quiz Eco
Hoofdstuk 1

Slide 1 - Slide

Duurzaam produceren is
A
Produceren wat veel tijd kost
B
Productie wat veel geld kost
C
Produceren zonder schade voor het milieu
D
Produceren voor het milieu zelf

Slide 2 - Quiz

Wat is duurzaam produceren?
A
Het maken van nieuwe materialen uit afval.
B
Produceren met zo weinig mogelijk schade voor mensen en het milieu.
C
De samenleving betaalt mee aan de kosten van milieuschade.
D
De samenleving betaalt mee aan de kosten van milieuschade.

Slide 3 - Quiz

Duurzame consumptiegoederen ...
A
bestaan niet
B
zijn altijd duur
C
gaan kort mee
D
gaan lang mee

Slide 4 - Quiz

Wat is duurzaam?
A
Zo min mogelijk personeel aannemen
B
Mensen met een beperking of achterstand werk aanbieden
C
Sponsoring
D
Personeel laten overwerken

Slide 5 - Quiz

Wat is schaarste in de economie
A
Dat zijn goederen waarvoor inpsanningen zijn geleverd
B
Het is er heel weinig van
C
Zeewater, zonlicht en wind
D
Vrije tijd

Slide 6 - Quiz

Wat is bartering?
A
goederen ruilen tegen geld
B
verkoop richten op de doelgroep
C
goederen ruilen tegen goederen
D
marketingstrategie

Slide 7 - Quiz

Macro-economie: is de economie die zich bezighoudt op grote schaal. Van en heel land bijvoorbeeld
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Werkloosheidsgraad in eurozone op laagste peil in 4,5 jaar
A
micro-economie
B
macro-economie

Slide 9 - Quiz

Ik moest kiezen tussen toiletpapier en eten
A
micro-economie
B
macro-economie

Slide 10 - Quiz

Welk economisch niveau heeft betrekking op een bepaalde branche of bedrijfstak?
A
De macro-economie
B
De meso-economie
C
De micro-macro-economie
D
De micro- economie

Slide 11 - Quiz

Wat hoort 'niet' bij onderstaande Macro omgevingsfactoren?
A
Geografische factoren: ligging aan de zee
B
Demografische factoren: Vergrijzing bevolking
C
Politieke factoren: Oorlog Oekraïne
D
Personeelsbeleid organisatie

Slide 12 - Quiz

"Van de ruim 55.000 bedrijven in de sector Transport & Logistiek zijn er meer dan 40.000 ZZP-er." Bron: CBS
Dit is een voorbeeld van een:
A
Omgevingsfactor in de Meso omgeving
B
Economische factor in de Macro omgeving
C
Ecologische factor in de Macro omgeving
D
Werkgelegenheid

Slide 13 - Quiz

De concurrentie is heftiger geworden. Dit is een voorbeeld van een
A
micro-omgevingsfactor
B
interne omgevingsfactor
C
Meso-omgevingsfactor
D
macro-omgevingsfactor

Slide 14 - Quiz


Welke is een primaire behoefte?
A
brood
B
smartphone
C
auto
D
vakantie

Slide 15 - Quiz

Wat is geen behoeften?
A
eten
B
auto
C
huis
D
bekeuring

Slide 16 - Quiz

Mensen hebben behoeften. Wat zijn behoeften?
A
Goederen
B
Diensten
C
Geld
D
Alles wat je nodig hebt of graag wilt

Slide 17 - Quiz

Wat zijn middelen?
A
Alles waar mee je in je behoeften kunt voorzien. Zoals tijd en geld.
B
Alles wat je belangrijk vindt om te doen. Zoals sporten.

Slide 18 - Quiz

Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig. Wat zijn twee goede voorbeelden van middelen?
A
tijd en geld
B
tijd en ruimte
C
geld en macht
D
tijd en macht

Slide 19 - Quiz

Primaire behoeften zijn ...
A
De noodzakelijke behoeften
B
De luxe behoeften
C
Middelen om in je behoeften te voorzien
D
Geld

Slide 20 - Quiz

Wat is een primaire behoefte?
A
kleding
B
laptop
C
nieuwe iphone
D
vakantie

Slide 21 - Quiz

Wat zijn secundaire behoeften?
A
De noodzakelijke levensbehoeften.
B
De middelen om in je behoefte te voorzien.
C
Behoeften om je leven prettiger te maken.
D
Behoeften die nodig zijn om in leven te blijven.

Slide 22 - Quiz

Een goed voorbeeld van een secundaire behoefte is:
A
Het maken van vrienden
B
Het kopen van een paraplu
C
Het uitrusten na een dag werken
D
Het maken van een lekker gerecht

Slide 23 - Quiz

Aan welke behoefte uit de behoeftehiërarchie van Maslow wordt met de koop van een auto voldaan?
A
Primaire behoefte
B
Secundaire behoefte
C
Tertiaire behoefte
D
Opgelegde behoefte

Slide 24 - Quiz

Welvaart is
A
Dat mensen gelukkig zijn
B
Dat mensen een baan hebben
C
Dat mensen op vakantie kunnen
D
Dat mensen genoeg geld hebben om in hun behoeftes te voorzien

Slide 25 - Quiz

Wat is welvaart?
timer
0:45
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 26 - Quiz

wat is welzijn
A
je goed voelen
B
geen idee
C
het welbevinden in de wereld
D
een ziekte

Slide 27 - Quiz

Welzijn is:
A
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
B
De kwaliteit van je leven. Daar horen dingen bij als gezondheid, vriendschap, veiligheid enz.
C
erbij horen
D
naar school gaan

Slide 28 - Quiz

Welzijn is hetzelfde als welvaart
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quiz