220415 formuleren/spelling H5

Welkom Hk1a!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Welkom Hk1a!

Slide 1 - Slide

Wat is het meervoud van kanarie?
A
kanariën
B
kanarieën
C
kanaries

Slide 2 - Quiz

Wat is het meervoud van treincoupé?
A
treincoupeën
B
treincoupés
C
treincoupé's

Slide 3 - Quiz

Naar woorden die met het lidwoord 'het' beginnen, verwijs ik met
A
dat/dit
B
die/deze

Slide 4 - Quiz

Naar woorden die met het lidwoord 'de' beginnen, verwijs ik met
A
dat/dit
B
die/deze

Slide 5 - Quiz

We bespreken twee leerdoelen:
  1. Ik kan de trappen van vergelijking correct gebruiken in combinatie met als/dan.

  2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden correct schrijven

Slide 6 - Slide

Trappen van vergelijking H5
3 trappen van vergelijking
- Stellende trap: snel;
- Vergrotende trap: sneller
- Overtreffende trap: snelst

Jouw oma is lief, maar mijn oma is liever en zijn oma is het liefst

Slide 7 - Slide

Trappen van vergelijking H5
Let op, eindigt een woord...
- op -r? -> dan bij de vergrotende trap -der
   raar - raarder, duur  - duurder
- op -s? -> dan bij de overtreffende trap -t
   vers - verst, boos - boost
- op -st? -> dan bij overtreffende trap geen -st, maar meest
   juist - meest juist, bewust - meest bewust

Slide 8 - Slide

Trappen van vergelijking H5
Uitzonderingen, een paar voorbeelden:
goed, beter, best                                   graag, liever, liefst
veel, meer, meest                                  weinig, minder, minst

... als mij of ... dan ik?
- Gebruik als na de stellende trap en dan na de vergrotende trap
- Maak de zin langer: Ana is net zo slim als hij (is)/als ik (ben)

Slide 9 - Slide

beroemd - ..... - .....
A
beroemder - beroemdst
B
beroemder - meest beroemd

Slide 10 - Quiz

breekbaar - ..... - .....
A
breekbaarder - breekbaarst
B
breekbaarer - breekbaarst
C
breekbaarder - meest breekbaar
D
breekbaarer - meest breekbaar

Slide 11 - Quiz

Is een Ferrari duurder of goedkoper .... een Fiat?
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Ga jij even vaak shoppen .... Cynthia en Iris?
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord H5
Een bn heeft een korte en lange vorm. Let bij de schrijfwijze van de lange vorm op de uitspraak.

- Zet een –e achter het woord: bruin – bruine, mooi - mooie
- Verdubbel de laatste letter + -e: knap – knappe, dik – dikke
- Haal een a, e, o of u weg + -e: vaag – vage, leeg – lege
Dus niet: vaag – vaage/vaagge of traag – traage/traagge

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord H5
Let bij de schrijfwijze van de lange vorm op de uitspraak.

- Verander –f in –v of –s in –z: broos – broze, lief – lieve
- Gebruik een trema: essentieel – essentiële
- Stoffelijk bn + -en: hout – houten, goud – gouden
 Maar: nylon, plastic, aluminium 

Slide 15 - Slide

(groot) Een ..... kast
A
groot
B
groote
C
grote

Slide 16 - Quiz

(langzaam) Een ..... huisdier

Slide 17 - Open question

Pauze
timer
5:00

Slide 18 - Slide

Huiswerk:
H5 formuleren (blz. 160) : opdr. 1(1-8), 2 en 3.
H5 spelling (blz. 162): opdr. 1 (1-8), 2 en 3



timer
30:00

Slide 19 - Slide