SMS klas 5; het lijdend voorwerp thema 3.

• Taalles
• Primary Education
• Age 10,11

Een lijdend voorwerp ...

1. Wat/Wie + wwg + ow?
2. Wat/Wie + pv + ow?

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?

1. Ja
2. Nee

lijdend voorwerp?
Jan eet een appel.

1. Jan
2. eet
3. een
4. een appel

Wat is het lijdend voorwerp?
Er wordt een groot feest gegeven.

1. wordt
2. wordt georganiseerd
3. een groot feest
4. georganiseerd

Hij geeft een glas drinken aan hem.

onder-

werp

Lijdend 

voorwerp

Meewerkend

voorwerp

Hij

geeft hem

een glas drinken.

Wat is het lijdend voorwerp?
Juf Val bezoekt haar tante vaak.

1. vaak
2. haar tante
3. bezoekt
4. Selin

Morgen hebben wij een feest op school.
Wat is het lijdend voorwerp

1. morgen
2. een feest
3. de camping
4. wij

peroonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

De jongens

spelen

minecraft

op de computer.

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie zegt weinig tegen Lizie.

1. weinig
2. zegt
3. Mira

In huis heeft de lekkage een muur beschadigd.

Wat is het lijdend voorwerp? 

1. in huis
2. de lekkage
3. een muur

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn chromebook maakt een raar geluid.

1. Mijn tablet
2. maakt
3. een raar geluid
4. er is geen lijdend voorwerp in deze zin

Wat is het lijdend voorwerp?

Mijn moeder kruidde het eten.

1. Mijn moeder
2. kruidde
3. het eten

Hij geeft een glas drinken aan hem.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. een glas
2. aan hem
3. hij

peroonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

De machinist

at

zijn boterhammen

onderweg

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Mijn zus gebruikt altijd het internet.

1. het internet
2. Mijn zus
3. altijd
4. gebruikt

peroonsvorm

onderwerp

lijdend voorwerp

Er

rennen

10 kinderen

weg.

lijdend voorwerp?
We gaan naar de supermarkt.

1. we
2. gaan
3. de supermarkt
4. naar

heeft

Melissa

een mooie presentatie

gemaakt.

Het gezegde

het lijdend voorwerp

Het gezegde

Wat is het lijdend voorwerp?
Trevor onderzoekt de insecten.

1. Trevor
2. onderzoekt
3. de insecten

Wat heeft Milou gegeven? = een snoepje 

gezegde

Onderwerp

lijdend voorwerp

Het meisje

draagt

hoge laarzen

Ze geeft eten aan de hond.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. ze
2. geeft
3. eten
4. aan de hond

Wat is het lijdend voorwerp?

Angel doet jou de groeten.

1. Geen lijdend voorwerp
2. jou
3. Sophie
4. de groeten

Samy tekent de insecten zorgvuldig na.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Samy
2. de insecten
3. zorgvuldig
4. tekent na

gezegde

Onderwerp

lijdend voorwerp

De man

heeft

een grote vis

gevangen.

Blij toont Trevor de getekende insecten.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. blij
2. Trevor
3. toont
4. de getekende insecten

Wat is het lijdend voorwerp?
Marietje eet een lekker ijsje.

1. Marietje
2. ijsje
3. een lekker ijsje
4. eet

Ik

heb

een boek

gekocht.

Onderwerp

gezegde

lijdend voorwerp

persoonsvorm

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn rijbewijs gehaald.'

1. Peter
2. gisteren
3. rijbewijs
4. Er is geen lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn oma geeft me een knuffel.

1. Mijn oma
2. een knuffel
3. geeft
4. me

Wat is het lijdend voorwerp?
Joys pakt haar koffer in.

1. Joys
2. Pakt
3. Pakt in
4. haar koffer

Mijn vader

leest

de krant.

Onderwerp

Persoonsvorm

Lijdend Voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Kynailah leest een stripboek.

1. een stripboek
2. leest
3. Kynailah
4. een

De meisjes hebben een ketting gevonden in het gras.
Lijdend voorwerp =

1. de meisjes
2. een ketting
3. in het gras
4. gevonden

Wat is het lijdend voorwerp?

Mira geeft aan Jayden veel cadeautjes.

1. Rachid
2. veel cadeautjes

De scheidsrechter 

geeft 

de lekke bal

aan mij

Onderwerp

Gezegde

Lijdend voorwerp

heeft

Melissa

een mooie presentatie

gemaakt.

Onderwerp

het lijdend voorwerp

Het gezegde

Wat is het lijdend voorwerp?
Bob is zijn huiswerk aan het maken.

1. Bob
2. is
3. is aan het maken
4. zijn huiswerk

Wat is het lijdend voorwerp?
De man bakt lekkere frietjes.

1. De man
2. bakt
3. lekkere frietjes

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik eet elke dag een taartje.

Uitleg lijdend voorwerp

1. Ik
2. eet
3. elke dag een taartje
4. een taartje

Wat is het lijdend voorwerp?
De auto heeft een lekke band.

1. De auto
2. heeft
3. een lekke band

Ik

had

dat tijdschrift 

gelezen.

Onderwerp

Persoonsvorm 

Lijdend Voorwerp

 Gezegde

Wat is het lijdend voorwerp?
Wij gaan brood kopen.

1. wij
2. gaan
3. brood
4. kopen

Wat is het LIJDEND VOORWERP:
Fay kocht gisteren een appel.

1. Fay
2. kocht
3. gisteren
4. een appel

Wat is het lijdend voorwerp?
Maya drinkt appelsap met een rietje.

1. Maya
2. met een rietje
3. drinkt
4. appelsap