This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Ontdek verschillende dieren
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Doel van de les
Aan het einde van de les kunnen leerlingen verschillende dieren benoemen en beschrijven.
Slide 2 - Slide
Introduceer het doel van de les en leg uit wat de leerlingen aan het einde van de les zullen kunnen doen.
Wat weet je al over verschillende dieren?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Inleiding
Deze les gaat over verschillende dieren. Dieren zijn overal om ons heen en we kunnen veel van ze leren.
Slide 4 - Slide
Geef een korte introductie over het onderwerp. Leg uit waarom het belangrijk is om over verschillende dieren te leren.
Zoogdieren
Zoogdieren zijn dieren die hun jongen zogen met melk. Voorbeelden van zoogdieren zijn koeien, paarden en honden.
Slide 5 - Slide
Laat afbeeldingen zien van verschillende zoogdieren en bespreek hun kenmerken. Vraag de leerlingen om voorbeelden van zoogdieren te noemen.
Vogels
Vogels hebben veren, vleugels en kunnen vliegen. Voorbeelden van vogels zijn adelaars, papegaaien en duiven.
Slide 6 - Slide
Laat afbeeldingen zien van verschillende vogels en bespreek hun kenmerken. Vraag de leerlingen om voorbeelden van vogels te noemen.
Amfibieën
Amfibieën zijn dieren die zowel in het water als op het land kunnen leven. Voorbeelden van amfibieën zijn kikkers, padden en salamanders.
Slide 7 - Slide
Laat afbeeldingen zien van verschillende amfibieën en bespreek hun kenmerken. Vraag de leerlingen om voorbeelden van amfibieën te noemen.
Reptielen
Reptielen zijn koudbloedige dieren die schubben hebben. Voorbeelden van reptielen zijn slangen, krokodillen en hagedissen.
Slide 8 - Slide
Laat afbeeldingen zien van verschillende reptielen en bespreek hun kenmerken. Vraag de leerlingen om voorbeelden van reptielen te noemen.
Insecten
Insecten zijn kleine dieren met zes poten en vaak vleugels. Voorbeelden van insecten zijn bijen, mieren en vlinders.
Slide 9 - Slide
Laat afbeeldingen zien van verschillende insecten en bespreek hun kenmerken. Vraag de leerlingen om voorbeelden van insecten te noemen.
Vissen
Vissen zijn dieren die in het water leven en kieuwen hebben om te ademen. Voorbeelden van vissen zijn haaien, zalm en goudvissen.
Slide 10 - Slide
Laat afbeeldingen zien van verschillende vissen en bespreek hun kenmerken. Vraag de leerlingen om voorbeelden van vissen te noemen.
Afsluiting
We hebben vandaag geleerd over verschillende dieren, zoals zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen, insecten en vissen. Welke dieren vond jij het interessantst?
Slide 11 - Slide
Vat de les samen en vraag de leerlingen om te reflecteren op wat ze hebben geleerd. Stimuleer de leerlingen om vragen te stellen en hun interesse in dieren uit te breiden.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 13 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 14 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.