2.3 + 2.4

Wiskunde
Hoofdstuk 2: getallen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wiskunde
Hoofdstuk 2: getallen

Slide 1 - Slide

Wat gaan wij vandaag doen
1. Herhaling paragraaf 2.1 + 2.2
2. Uitleg hoofdstuk 2.3
3. aan de slag met hoofdstuk 2.3
4. Uitleg hoofdstuk 2.4
5. Aan de slag met het huiswerk

Slide 2 - Slide

Wat zijn natuurlijke getallen?
A
..., -2, -1, 0, 1, 2, ...
B
0, 1, 2, 3, 4, ...

Slide 3 - Quiz

de natuurlijke getallen zijn de getallen:
A
0, 1, 2, 3, 4 ect. en -1, -2, -3 ect
B
0, 1, 2, 3, 4 ect.
C
-1, -2, -3, -4 ect.
D
alle getallen zijn natuurlijke getallen

Slide 4 - Quiz

Klik alle natuurlijke getallen aan.
A
-3
B
1
C
0
D
3

Slide 5 - Quiz

Wat zijn alle delers van 12?
Delers
A
1, 12
B
2, 3, 4
C
1, 2, 3, 4, 6, 12
D
0, 1, 2, 3, 4, 6

Slide 6 - Quiz

Wat zijn de delers van 36
A
2, 4, 6, 9, 18
B
4, 6, 9
C
1, 2, 4, 6, 9, 18, 36
D
geen

Slide 7 - Quiz

delers en veelvouden.
Wat is een veelvoud van 3?
A
17
B
12
C
10
D
8

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de eerste 5 veelvouden van 4?
Veelvouden
A
0, 2, 4, 6, 8
B
4, 8, 12, 16, 20
C
4, 8, 16, 32, 64
D
1, 2, 3, 4, 5

Slide 9 - Quiz


Wat is GEEN priemgetal?
A
2
B
5
C
13
D
21

Slide 10 - Quiz

Een priemgetal is
A
Een getal dat deelbaar is door zichzelf
B
Een getal dat altijd meer dan 2 delers heeft
C
Een getal dat precies twee delers heeft
D
Een getal dat niet deelbaar is

Slide 11 - Quiz

2020 is geen priemgetal. Wat is het eerstvolgende priemgetal na 2020?
A
2021
B
2025
C
2027
D
2029

Slide 12 - Quiz

Doel van de les
Je weet hoe je van een breuk een decimaal getal schrijft
Je kunt een decimaal getal afronden

Slide 13 - Slide

Paragraaf 2.4
Je hebt net geleerd hoe je kunt werken met breuken. Je kunt een breuk ook ook opschrijven als decimaal (komma) getal.

Alle getallen met een komma noem je decimale getallen

Slide 14 - Slide

Paragraaf 2.4
Voor sommige breuken is het makkelijk om van een breuk een decimaal getal te maken. Zo is       een half = 0,5

Zo is het de breuk     , 3 kwart = 0,75

 
21
43

Slide 15 - Slide

Paragraaf 2.4
Bij de breuk       wordt het al een stuk lastiger. Het helpt dan om van de breuk de noemer 10, 100 of 1000 te maken. 

      Wordt dan          . Dit spreek je uit als 24 honderdste en schrijf je op als 0,24. Dus       = 0,24
256
256
10024
256

Slide 16 - Slide

Paragraaf 2.4
Sommige decimale getallen zijn best lang. De getallen verder achter de komma doen er dan eigenlijk niet zo heel veel meer toe. Dan moet je de getallen afronden.  
1. Je kijkt tot hoeveel getallen je gaat afronden.
2. Zet een streepje voor het getal dat je wilt afronden. 
3. is het getal na het streepje groter of gelijk aan 5, dan gaat het getal voor het streepje 1 omhoog.

Slide 17 - Slide

Paragraaf 2.4
1. Je kijkt tot hoeveel getallen je gaat afronden.
Rond af op 1 decimaal 0,44027
2. Zet een streepje voor het getal dat je wilt afronden.
0,4|4028
3. is het getal na het streepje groter of gelijk aan 5, dan gaat het getal voor het streepje 1 omhoog.
0,4|4028 = 0,4

Slide 18 - Slide