D3 (wk 48, les 2) woordenschat h6, proefwerk

Wat gaan we doen?

  • Welke woorden horen bij 'media'?
  • Toets woordenschat +  grammatica 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?

  • Welke woorden horen bij 'media'?
  • Toets woordenschat +  grammatica 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is 'media'?


  • Zijn communicatie kanalen die gebruikt worden om informatie over te dragen zoals nieuwsberichten, amusement, educatie en wervende uitingen. 


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat H6 'de media'

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lees de tekst op blz. 38


  • Begrijp je de tekst?
  • Waarover gaat de tekst? 
  • Wie heeft welke mening?
  • Van welke woorden had je nog nooit gehoord?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

politici = iemand die werkt in de politiek. Meervoud politicus.
overdrijven = erger maken dan het is = aandikken

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

spotten = iets of iemand belachelijk maken, (to mock)
mededeling = mondelinge of schriftelijke informatie 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

analyseren = to analyse

  • (iets) grondig onderzoeken en erover nadenken

  • Voorbeeld: `Gegevens verzamelen en deze analyseren`

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ontspannen = to relax
Als je ontspannen bent, dan voel je je heel rustig en prettig.
Een ander woord voor ontspannen is 'relaxen'. Door je te ontspannen word je rustig in je hoofd.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

vaardigheid = skill


het vaardig zijn in iets
Synoniemen: behendigheid, bedrevenheid, kunst,
een goede Nederlandse communicatieve vaardigheid hebben (makkelijk een gesprek in het Nederlands kunnen voeren)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

op de hoogte zijn =het weten
be aware of...

op de hoogte stellen =informeren

Vb. Op de hoogte zijn van de nieuwste trends op social media.





het tempo = the pace

 Voorbeelden: `In hoog/snel/rap/razend tempo`, `het tempo versnellen/opvoeren`, `een pianostuk in een langzaam tempo`tempo maken (sneller gaan) 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions


inlezen =  kennis en informatie over een onderwerp verwerven door te lezen

Voorbeelden: `je inlezen in een onderwerp`, `Ze heeft zich goed ingelezen en heeft nu een enorme dossierkennis.`




dankbaar = grateful

1) blij omdat iemand iets goeds voor je gedaan heeft
Voorbeelden: `Ik ben je dankbaar voor je hulp.`,
2) (van iets moeilijks of zwaars) wat je een goed, tevreden gevoel geeft
Voorbeeld: `Het zorgen voor mijn oude ouders vind ik een dankbare taak.`


Slide 11 - Slide

This item has no instructions



Maak opdr. 1 t/m 3

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Party & Taal
  • Verschillende categorieën: liplezen, uitbeelden, omschrijven, en tekenen.
  • Werk in groepjes van 4.
  • 30 seconden per woord (gebruik een telefoon als timer).
  • Degene die het goed heeft, mag het kaartje 
  • houden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Proefwerk
  • Woordenschat H1 t/m h6
  • Grammatica (alles wat we tot nu toe hebben behandeld)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Spelletjes

Slide 15 - Slide

Inventariseren groene kaart - wat vinden we belangrijk?  KLAS, SPEELPLAATS

In 2-tallen bespreken. 


Foto maken > Joyce sturen
Schoolwerk

  • Verder werken aan Op Schrift.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Tijd over? Spelletjes!

  • Kwartet
  • Geen  ja/geen nee
  • Pim pam pet

Je speelt elk spel 10 minuten.
timer
10:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions