Kerst quiz 2024

De grote Kerst- economiequiz 2024
1 / 53
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De grote Kerst- economiequiz 2024

Slide 1 - Slide

Hoe heet het rendier met de rode neus?
A
Rudolf
B
Rudolk
C
Heinrich
D
Betty

Slide 2 - Quiz

Wat eten mensen het meest met Kerst? 
Zet de top 5 in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Konijn
Varkenshaas
Kalkoen
Gourmetten
Eend

Slide 3 - Drag question

Waar kun je Joep's Flappy vinden op 1e kerstdag?
A
Op de snelweg
B
In de keuken
C
In het hok
D
In bed

Slide 4 - Quiz

Je bent persoonlijk aansprakelijk bij een...
A
BV en VOF
B
Eenmanszaak en VOF
C
Eenmanszaak en BV
D
VOF en NV

Slide 5 - Quiz

Zeewater is een
A
Schaars goed
B
Vrij goed
C
Primair goed
D
Secundair goed

Slide 6 - Quiz

Hoe noemen we de drie koningen, die onder andere, aanwezig zijn in de kerststal?
A
Caspar, Balthes en Melchoir
B
Caspar, Balthasar en Melchior
C
Balthasar, Melchoir en Caster
D
Balthasar, Gerards en Caster

Slide 7 - Quiz

Hoe bereken je de netto winst?
A
Omzet - bedrijfskosten
B
bruto winst - bedrijfskosten
C
Omzet - bruto winst
D
omzet - bruto winst - bedrijfskosten

Slide 8 - Quiz

Wat is kerst?
A
een katholiek feest
B
een joods feest
C
een christelijk feest
D
een islamitisch feest

Slide 9 - Quiz

Wie heeft het uiterlijk van de Kerstman bedacht?
A
De Kerk
B
De Paus
C
Coca Cola
D
De president van Amerika

Slide 10 - Quiz

Welke ondernemingsvorm is een rechtspersoon?
A
CV
B
NV
C
VOF
D
Eenmanszaak

Slide 11 - Quiz

Simply having...
A
a Wonderful Christmas Tijd
B
a Wonderful Christmas
C
a Wonderful Christmas Time
D
a Wonderful Christmas Tree

Slide 12 - Quiz

Waarom heeft de vraaglijn een dalend verloop?
A
Hoe hoger de prijs, hoe meer er gevraagd wordt
B
Hoe hoger de prijs, hoe minder vraag
C
Omdat de aanbodlijn stijgt
D
Omdat er altijd sprake is van evenwicht

Slide 13 - Quiz

In Australië vieren ze
Kerst in de zomer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Wanneer begint de adventperiode?
A
2 weken voor kerst
B
3 weken voor kerst
C
4 weken voor kerst
D
5 dagen voor kerst

Slide 15 - Quiz

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
productiefactoren

Slide 16 - Quiz

Zet de top 5 van populairste kerstliedjes (op Spotify, kerst 2020) in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Wham!
Last Christmas
Justin Bieber
Mistletoe. Mistletoe
Michael Bublé
 It's Beginning To Look A Lot...
Mariah Carey
All I Want for Christmas Is You
Ariana Grande
Santa Tell Me

Slide 17 - Drag question

Welke films kijken mensen met Kerst? Zet de top 5 in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Love Actually
A Christmas Carol (Scrooge)
The Nightmare before Christmas
Home Alone
The Grinch

Slide 18 - Drag question

Hoe bereken je de brutowinst?
A
omzet - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopwaarde
C
omzet + bedrijfskosten
D
omzet + inkoopwaarde

Slide 19 - Quiz

De (kerst) boom staat symbool voor vruchtbaarheid en levenskracht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Hoeveel landen zitten erin de "EU"?
A
27
B
29
C
28
D
30

Slide 21 - Quiz

Alle landen in de EU zitten ook in de Eurozone (EMU)?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Wat komt er nu?
Driving home for ...
A
Kerstmis
B
Diner
C
New year's evening
D
Christmas

Slide 23 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
Zelfvoorziening betekent dat je zelf de goederen koopt die je nodig hebt.
B
Zelfvoorziening is een vorm van consumptie.
C
Bij zelfvoorziening maak je goederen waarmee je in je behoeften voorziet.
D
Het kopen van diensten is een vorm van zelfvoorziening.

Slide 24 - Quiz

Waar woont de Kerstman?
A
Duitsland
B
Nergens
C
Amerika
D
Noordpool

Slide 25 - Quiz

Waar werd Jezus geboren?
A
Jeruzalem
B
Nazareth
C
Rome
D
Bethlehem

Slide 26 - Quiz

Wat is harmonisatie?
A
Regels opleggen aan lidstaten van de EU
B
Regels gelijk maken tussen lidstaten van de EU

Slide 27 - Quiz

Waarin werd Jezus geboren?
A
Een schuur
B
Een huis
C
Een bakske vol met stro
D
In de buitenlucht

Slide 28 - Quiz

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 29 - Quiz

Wat vieren we met Kerst
A
lichtjesfeest
B
Geboorte van Jezus
C
Kerstboom en kadootjes
D
Opstanding van Jezus

Slide 30 - Quiz

Afzet is:
A
Omzet - brutowinst
B
Het geld dat je krijgt
C
Het aantal verkochte producten
D
Nettowinst - omzet

Slide 31 - Quiz

Waar kwamen de drie wijzen vandaan?
A
Oosten
B
Westen
C
Noorden
D
Zuiden

Slide 32 - Quiz

Buon Natale e Felice Anno Nuovo!
In welke taal word jou een fijne Kerst gewenst?
A
Spaans
B
Italiaans
C
Duits
D
Frans

Slide 33 - Quiz

Van welk van de genoemde landen geven de inwoners gemiddeld het meest geld aan Kerst uit?
A
Verenigde Staten
B
Tsjechië
C
Roemenië
D
Verenigd Koninkrijk

Slide 34 - Quiz

Wanneer was de
laatste witte Kerst ?
A
2010
B
1981
C
2003
D
2007

Slide 35 - Quiz

Welk land is in Europa de belangrijkste kerstbomenproducent?
A
Denemarken
B
Zweden
C
Noorwegen
D
Finland

Slide 36 - Quiz

Lotte haar kerstboom vliegt in de fik. Oo nee denkt Lotte, daar gaan al haar kerstballen. Gelukkig is ze verzekerd. Welke verzekering vergoed dit?
A
Opstalverzekering
B
Inboedelverzekering

Slide 37 - Quiz

Wat voor een belasting betaald een VOF en eenmanszaak
A
Inkomstenbelasting
B
Vennootschapsbelasting
C
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
D
Geen belasting

Slide 38 - Quiz

Hoeveel rendieren heeft de Kerstman officieel ?
A
Een
B
Vier
C
Acht
D
Zeven

Slide 39 - Quiz

Wat moet je onder een hangende mistletoe doen ?
A
elkaar de hand geven
B
elkaar zoenen
C
alleen maar huilen
D
kerstliedjes zingen

Slide 40 - Quiz

Welke dieren horen thuis in de Kerststal ?
A
schapen, koeien, een paard en een ezel
B
een ezel, kippen, konijnen en een paard
C
schapen, lammeren, een os een ezel en een dromedaris
D
goudvissen

Slide 41 - Quiz

Wat zijn de drie functies van geld?
A
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
B
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en oppotmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel

Slide 42 - Quiz

Als de arbeidsproductiviteit stijgt dan
A
dalen de variabele kosten per product.
B
stijgen de variabele kosten per product.
C
dalen de vaste kosten per product.
D
stijgen de vaste kosten per product.

Slide 43 - Quiz

de % verandering van prijs en hoeveelheid bereken je met
A
(nieuw - oud) : oud x 100
B
(oud - nieuw) : nieuw x 100
C
p x q
D
Ik vul gewoon niets in

Slide 44 - Quiz

Kerstboomfeiten: welke boom is geen echte kerstboom?
A
fijnspar
B
kunstkerstboom
C
nordmann
D
denneboom

Slide 45 - Quiz

Wat wil ze voor Kerst hebben?
A
Me
B
You
C
Him
D
een groot cadeau

Slide 46 - Quiz

Jan wil een onderneming oprichten. Welke rechtsvorm kan hij dan het beste kiezen indien hij let op zijn aansprakelijkheid.
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma
C
Besloten vennootschap

Slide 47 - Quiz

In India versieren ze geen kerstboom. Wat versieren zij dan rond de Kerst?
A
Een bananenboom met olielampjes
B
101 kaarsjes bij een beeld van Ganesha
C
Mistletoe met kerstlampjes
D
Ze versieren niets. Dat brengt ongeluk.

Slide 48 - Quiz

Waar we in Nederland massaal elk jaar naar Home Alone, Sissi en the Christmas Carol kijken met Kerst, kijken ze in Zweden massaal naar Donald Duck's Kerstfeest
A
Waar
B
Niet waar

Slide 49 - Quiz

You'd better watch out, you'd better not .....
A
Fly
B
Cry
C
Die
D
Try

Slide 50 - Quiz

Wat doen heel veel Nederlanders op
Tweede Kerstdag met het avondeten?
A
Eten?! Laat maar: ik zit nog vol van Eerste Kerstdag!
B
Chinees halen
C
Gourmetten
D
Chocoladeletters eten

Slide 51 - Quiz

fijne Kerst en een gelukkig Nieuwjaar

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide