Werkwoordspelling

1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De ultieme uitleg!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide




TIP: oefenen, oefenen, oefenen

Slide 19 - Slide

Vul het goede werkwoord in.

Wie veel tijd aan zijn huiswerk (besteden - tt), zal daar geen spijt van krijgen.

Slide 20 - Open question

Vul de goede werkwoorden in.

Als je hard werkt, (worden) je meestal (belonen).

Slide 21 - Open question

Vul het goede werkwoord in.

Is die vreemde man nog door de politie (volgen)?

Slide 22 - Open question

Vul het goede werkwoord in.

Die homeopathische zalf (verzachten – vt) de pijn.

Slide 23 - Open question

Vul het goede werkwoord in.

Die baas (doen – vt) nooit eens aardig.

Slide 24 - Open question

Vul het goede werkwoord in.

Eigenlijk (verpesten - tt) hij de sfeer.

Slide 25 - Open question

Vul het goede werkwoord in.

De meeste medewerkers (groeten-vt) hem wel, maar ze meenden er niks van.


Slide 26 - Open question

Vul de werkwijzer werkwoordspelling in.
woordsoort bepalen
persoonsvorm
voltooid deelwoord
infinitief
tt
vt
hele werkwoord
1. verlengproef
2. 't kofschip
eindigt nooit op dt

ik-vorm
ik-vorm + t
hele ww
1. verlengproef
2. 't kofschip
eindigt vaak op -de(n) of -te(n)

Slide 27 - Drag question

Wat is goed?
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 28 - Quiz

Wat is goed?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 29 - Quiz

.... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 30 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 31 - Quiz

werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 32 - Quiz

(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 33 - Quiz

(Vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint
D
Vintd

Slide 34 - Quiz

Wat betreft de werkwoordspelling, ik denk dat ik weet hoe ik dat moet toepassen
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quiz