Opdr. 8 To be + to have got | 14 pt.
1 Jen heeft geen scooter, maar ze heeft wel een fiets.
> Jen has not got a scooter, but she has got a bike.
2 Heb jij broers of zussen? Nee, ik ben enig kind.
> have you got any siblings? No, I am an only child.
3 Is dat Bobby? – Nee, dat is Fay.
> Is that Bobby? – No, that is Fay.
4 We zijn niet rijk, maar we hebben alles wat we nodig hebben.
> We are not rich, but we have got everything we need.
5 Heeft Allison een vriend? – Nee, ze is vrijgezel.
> Has Allison got a boyfriend? – No, she is single.