Quiz Time 2

• EHBO
• MBO
• Studiejaar 3

Quiz 2

1. Cellen zijn de kleinste bouwstenen van het lichaam. Ze bestaan o.a. als:

1. Kraakbeencellen, haarcellen, teencellen, spiercellen.
2. Hersencellen, spiercellen, zenuwcellen, dekcellen.
3. Vetcellen, botcellen, zonnecellen, bindweefselcellen.

2. Wat is een belangrijk kenmerk van een schedelbasisbreuk?

1. Het kind is bewusteloos en heeft een snurkende ademhaling.
2. Er komt bloed of bloederig vocht uit een oor.
3. Het kind heeft een enorme buil op het hoofd waar bloederig vocht uit komt.

3. De Eerste Hulp voor een epileptische patiënt is beperkt tot:

1. Voorkomen van verwondingen aan hoofd, armen en benen van de patiënt
2. Voorkomen dat de patiënt zijn tong inslikt
3. Vasthouden van de patiënt om verder letsel te voorkomen
4. Mond op mond beademing toepassen gedurende de toeval

4. Een kind van 6 jaar heeft met zijn rechter wijsvinger tussen de deur gezeten. Het vingertopje is nagenoeg geamputeerd. Hoe behandel je de wond?

1. Vragen aan de jongen het vingertopje in de mond te houden en naar de huisarts te gaan.
2. Het vingertopje goed schoonspoelen met lauw kraanwater, daarna steriel afdekken en naar de spoedeisende hulp (SEH) van het ziekenhuis gaan.
3. Het vingertopje steriel verbinden, zorgen voor een comfortabele houding/ondersteuning en bel 112 voor advies.

5. Bij een patiënt die een beroerte heeft, kun je de volgende symptomen waarnemen:

1. De patiënt praat verward en heeft uitvalsverschijnselen, meestal aan één zijde van het lichaam
2. Heeft een bleekblauwe huidskleur, een snelle hartslag en een scheve mond aan één kant
3. Is verward en kan ongecontroleerd gaan schokken
4. Alle bovenstaande antwoorden zijn goed

6. Een kind van 3 jaar heeft chloor gedronken en heeft het erg benauwd. Wat doe je?

1. Je laat het kind direct braken, door met je vinger de achterkant van de tong te prikkelen en je gaat naar de huisarts.
2. 112 bellen en aangeven welke (vloei)stof de vergiftiging betreft en water laten drinken.
3. Je geeft het kind een half glaasje water te drinken en eventueel iets te eten en gaat naar de huisarts.

7. hyperthermie is

1. Onderkoeling
2. oververmoeidheid
3. heel erg actief zijn
4. oververhitting

8. In de vertragingsfase mag je een slachtoffer wel / niet actief opwarmen.

1. Wel
2. Niet

9. De ........ fase is de laatste en meest ernstige fase van onderkoeling

1. vertragingsfase
2. koudbloedige fase
3. responsieve fase

10. hypothermie is

1. oververhitting
2. onderkoeling
3. een vorm van diabetes

11. Bij een .....-graads brandwond is er sprake van blaren en pijn.

1. eerste-graads
2. tweede-graads
3. derde-graads
4. vierde-graads

12. Als je geen lauw stromend water tot je beschikking hebt, hoef je een brandwond niet te koelen.

1. Dit is juist
2. Dit is onjuist

13. Er is sprake van een bevriezingswond. Het slachtoffer heeft een bleekgrijze huid, pijnlijk. Na ontdooien rood / paars.

1. Dit is een eerste-graads bevriezing
2. Dit is een tweede-graads bevriezing
3. Dit is een derde-graads bevriezing

14. Bij een beroerte kunnen wij als hulpverlener zien of er sprake is van een verstopte ader of een bloeding.

1. Dit is juist.
2. Dit is onjuist.

15. Een TIA is een voorbijgaande beroerte.

1. Dit is juist.
2. Dit is onjuist.

16. De FAST-test en de MSA-test zijn hetzelfde.

1. Ja.
2. Nee.

17. Angina pectoris is......

1. Een hartaanval
2. Een hartinfarct
3. hartkramp
4. een epileptische aanval

18. Wij kunnen als eerste hulpverleners het verschil zien tussen angina pectoris en een hartinfarct.

1. Dit is juist.
2. Dit is onjuist.

19. Bij hypoglykemie is er sprake van een te ....... bloedsuiker.

1. hoog
2. laag

20. Diabetes heet in de volksmond suikerziekte.

1. Dit is juist
2. Dit is niet juist

21. Meningitis is

1. Een aandoening aan het hart
2. Oorontsteking
3. Hersenvliesontsteking
4. Hersenontsteking

22. Bij hersenvliesontsteking bel je altijd 112

1. Dit is juist
2. Dit is niet juist

23. hitte uitputting en hittestuwing zijn

1. dezelfde aandoening, er zijn meerdere namen voor dit letsel.
2. beide hitteletsels, waarbij de symptomen verschillen, maar de hulpverlening hetzelfde is.
3. beide hitteletsels, waarbij de symptomen gelijk zijn, maar de hulpverlening verschilt.

24. Zet in de juiste volgorde. Bij hypothermie onderscheiden we de

1. koudbloedige fase, de responsieve fase en de vertragingsfase.
2. koudbloedige fase, de vertragingsfase, de responsieve fase.
3. vertragingsfase, de responsieve fase, de koudbloedige fase.
4. responsieve fase, de vertragingsfase, koudbloedige fase.

25. Een slachtoffer heeft een insect in het oor. Wat doe je?

1. Ik bel 112
2. Ik bel de huisarts
3. Ik pak een pincet en haal het insect er voorzichtig uit.
4. Ik druppel lauw water in het oor.

26. Een kind heeft een kraal in de neus. Wat doe je?

1. Ik ga met het kind naar de huisarts.
2. Ik laat het kind voorzichtig de neus snuiten en ga naar de huisarts als de kraal niet los komt.
3. Ik pak een pincet en peuter voorzichtig de kraal los.
4. Ik pak een pincet en peuter voorzichtig de kraal los en ik ga naar de huisarts als de kraal niet los komt. .

27. De ernst van brandwonden bij kinderen wordt bepaald door:

1. De diepte van de brandwond, de opppervlakte van de verbrande huid en de plaats.
2. De diepte van de brandwond, de leeftijd en de plaats van de brandwond.
3. De leeftijd, conditie en de diepte van de brandwond.

28. Bij een zeer ernstige bloeding aan de hals, laat u het slachtoffer....

1. liggen, drukt u de wond onmiddellijk met de hand dicht en legt u zodra dat kan een wonddrukverband aan en belt u 112.
2. liggen, legt u een tourniquet aan en waarschuwt u professionele hulp via 112.
3. zitten, legt u een snelverband aan en waarschuwt u professionele hulp via 112.

29. Tijdens de borstcompressies van een zuigeling:

1. leg je de beide vingers van één hand op elkaar op het borstbeen.
2. leg je de vingers van één hand naast elkaar op het borstbeen en de ribbenkast.
3. leg je één hand op het borstbeen en de ribbenkast.

30. Een slachtoffer heeft een chemische stof over zijn arm gekregen. De eerste hulp bij chemische verbranding bestaat uit:

1. spoelen met lauwwarm stromend kraanwater gedurende minstens 20 minuten en daarna steriel afdekken.
2. eerst spoelen met koud stromend kraanwater gedurende 10 minuten, daarna nog 20 minuten spoelen met lauw stromend kraanwater.
3. spoelen met lauw stromend kraanwater gedurende 10 minuten en daarna de blaren doorprikken.