ABT3 31.01.2025

• Anders
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom!

31.01.2025

Planning

• Terugblik
• Verder met 7.1
• (Start 7.2)
• Afsluiting

Terugblik

• Bespreken opdr. 13 t/m 16
• Taalkaart 26
• Herhalen blauwe woorden (?)

7.1

• Herhaling ''er'' 
• Morgen heb ik een feestje in Amsterdam. Ik ga er met de trein naartoe. 
• Het brood is in de aanbieding bij de AH. Ik koop er denk ik drie. 
• ''Er'' kan verwijzen naar een plaats of hoeveelheid (6.4)

7.1

• Mijn broer houdt van het kijken naar horrorfilms, maar ik houd er niet zo van. 
• De vrienden van Laila gaan graag naar festivals. Laila gaat er liever niet naartoe. 
• Er + een voorzetsel kan verwijzen naar een (stuk van een) zin
• Je kunt er + een voorzetsel ook combineren. Soms staan er andere woorden tussen. 
• Bijvoorbeeld:
• De taxi is gearriveerd. Yuma stapt erin.
• De taxi is gearriveerd. Yuma stap er met haar koffer in. 
• Heb je nog aan onze afspraak gedacht?
• Nee, ik heb niet eraan gedacht.
• Nee, ik heb er niet meer aan gedacht. 

7.1

• Hier/daar
• Morgen is de toets. Ik heb er heel hard voor geleerd. 
• Morgen is de toets. Ik heb daar heel hard voor geleerd.
• Deze stoel is kapot. Ik kan er echt niet op zitten.
• Deze stoel is kapot. Hier kan ik echt niet op zitten. 
• Hier/daar kun je gebruiken in plaats van ''er''. 
• Hier/daar verwijzen naar het voorzetsel. 
• Ze verwijzen niet naar een plaats.

7.1

• Maak zelfstandig opdr. 17
• Bespreek je antwoorden met je medecursist
• Klassikaal bespreken 

7.1

• Maak tweetallen
• Lees de zinnen bij opdr. 18
• Cursist A leest de vraag
• Cursist B geeft antwoord
• Klaar? Draai de rollen om 

7.1

• Klare Taal Les 54 ''Het gebruik van er''

7.1

• Bekijk het CV op blz. 67
• Lees de vragen bij opdr. 20
• Wat kan Kevin goed?
• Waar lees je iets over zijn taken als beveiliger?
• Hoelang werkt Kevin al als beveiliger? 

7.1

• Bekijk het blauwe blokje op blz. 68
• Pak het werkblad ''Curriculum Vitae'' uit het praktijkboek
• Vul het onderdeel ''werkervaring'' in. 

7.2

• Pak werkblad 7.2a 
• Bekijk de foto's 
• Je ziet foto’s van onveilige werksituaties.
  
• 1. Wat je zie je op de foto’s?
  
• 2. Wat is onveilig? Wat is het risico?
  
• 3. Wat moet je doen om dit risico te voorkomen?

7.2

• Bekijk de foto's op blz. 68 (opdr. 23)
• Wat zijn de mensen aan het doen? 
• Kies het goede antwoord 
• Bespreken

7.2

7.2

• Maak tweetallen
• Bekijk de praatplaat ''Alles verandert''
• Cursist A: kiest een persoon. Cursist A beschrijf wat de persoon doet. 
• Gebruik zinnen zoals in het rode blokje.
• Cursist B: raadt de persoon. 
• Klaar? Draai de rollen om