This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Verkoopcijfers
Les 5
Slide 1 - Slide
Inhoud
Week 1: Handel
Week 2: Handel
Week 3: Handel
Week 4: Handel
Week 5: Handel
Week 6: Verkoopprijs bepalen
Week 7: Verkoopprijs bepalen
Week 8: Toets
Slide 2 - Slide
Boek Verkoopcijfers
Opdrachten maken in boek
of digitale leeromgeving
Slide 3 - Slide
Wat is de omzet?
Slide 4 - Open question
Wat is de afzet?
Slide 5 - Open question
Verkopen benoemen:
Je kunt de verkopen op twee manieren benoemen:
In geld:
Geldbedrag (omzet of opbrengst)
In producten:
Aantal verkochte producten (afzet)
Slide 6 - Slide
Nut van deze les
Aan het einde van de les..
.. weet je wat de consumentenprijs is.
.. leer jij wat btw betekend.
Slide 7 - Slide
Handel
Handel is het inkopen van goederen om deze te verkopen voor een hogere prijs.
Consumenten zijn alleen bereid om die hogere prijs te betalen als ze de aankoop een goede deal beschouwen.
Als verkoper moet je voor de klant waarde toevoegen.
Slide 8 - Slide
Verkoopcijfers
Als retailer moet je belangrijke verkoopcijfers kunnen benoemen en gebruiken, zoals:
-> Verkoopprijs
-> Winst
-> Omzet
-> Kosten
Met deze cijfers kan je uitrekenen of je bedrijf winstgevend is.
Slide 9 - Slide
Omzet en Afzet
Omzet = afzet x verkoopprijs
Rekenvoorbeeld: Lotte verkoop zes kleine kaarten voor € 3,00 per stuk en twintig grote kaarten voor € 7,50 per stuk
De afzet is 6 + 20 = 26 producten
De omzet is 6 x € 3,00 + 20 x € 7,50 = € 168
Slide 10 - Slide
Wat is de inkoopprijs van een product?
Slide 11 - Open question
Inkoopprijs
De inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor de producten die je inkoopt.
Het is de prijs per stuk die je betaalt bij de inkoop.
Slide 12 - Slide
Wat is brutowinst?
Slide 13 - Open question
Brutowinst
Als je de inkoopwaarde van de omzet van de omzet aftrekt, bereken je de brutowinst.
De brutowinst is een bedrag om de kosten van te betalen en winst over te houden - als je het goed gedaan hebt.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Inkoopwaarde van de omzet
De inkoopwaarde van de omzet (IWO) heeft te maken met het totale aantal artikelen dat verkocht is in een bepaalde periode.
Inkoopprijs is de prijs die je betaalt voor ingekochte artikelen.
Dit kan van elkaar afwijken, omdat je niet altijd alle producten die je hebt ingekocht verkoopt (of al producten had ingekocht).
Slide 16 - Slide
Waarom is de inkoopwaarde van de omzet en de inkoopprijs vaak niet hetzelfde?
Slide 17 - Open question
Inkoopwaarde van de omzet berekenen
De inkoopwaarde van de omzet kan je op meerdere manieren uitrekenen. Dit is afhankelijk van het bedrijf waar je werkt.
1. De inkoopwaarde berekenen met de afzet en de inkoopprijs
2. De inkoopwaarde berekenen met de omzet
Slide 18 - Slide
1. De inkoopwaarde berekenen met de afzet en de inkoopprijs
De inkoopprijs kan in de loop van een jaar veranderen, of zelfs per dag, zoals bij groente, olie en koffie. In inkoopprijs is altijd de prijs per product.
De inkoopwaarde van de verkochte artikelen is het totale bedrag dat je hebt betaald voor de verkochte artikelen.
Dit bereken je door de afzet te vermenigvuldigen met de inkoopprijs.
Slide 19 - Slide
2. Inkoopwaarde berekenen met de omzet
Als je artikelen verkoopt, maak je omzet. In deze omzet zit de brutowinst. De artikelen die je hebt verkocht, heb je tegen een inkoopwaarde gekocht.
Brutowinst is de omzet minus de inkoopwaarde van de omzet.
Slide 20 - Slide
Netto resultaat
Het verschil tussen de brutowinst en de kosten is het Nettoresultaat
Slide 21 - Slide
Netto vs Bruto
Het woord ''netto'' in nettoresultaat geeft het verschil aan met ''bruto'' van brutowinst.
Formule:
Nettoresultaat = brutowinst - kosten
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Bedrijfskosten
De bedrijfskosten zijn alle kosten die een ondernemer maakt.
Slide 24 - Slide
Bedrijfskosten
Bedrijfskosten noem je ook wel exploitatiekosten.
- Kosten personeel
- Energiekosten
- Huur van een winkel
- transportkosten
- verzekeringskosten
etc etc.
Slide 25 - Slide
Omzetbelasting
De overheid heft belasting op bijna alle producten die verkocht worden. Dit is omzetbelasting.
Een deel van de prijs die je voor een product of dienst betaalt, gaat naar de overheid, die daar onder andere de politie, het onderwijs en de wegen van betaalt.
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
BTW
In Nederland betaal je als consument omzetbelasting over bijna alle producten die je koopt.
Dit noem je omzetbelasting/belasting over toegevoegde waarde (BTW)
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Video
BTW
BTW is eigenlijk niet zo interessant voor ondernemers.
Die draagt immers niet bij tot de omzet of de winst, want de omzet bereken je over de prijs exclusief btw.