1. je kunt:
- de functie van de inleiding en het slot van de tekst benoemen.
- verschillende aandachtstrekkers in een inleiding van een tekst herkennen en gebruiken.
- de structurerende elementen die een tekst bevat herkennen.
- een inleiding en slot schrijven met samenhang binnen en tussen de alinea's.
- een inleiding en slot schrijven passend bij het doel en de doelgroep.
2. Je weet het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte;
3. Je kent verschillende tekstdoelen en -soorten.