A0_4
1 / 10
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
We kijken ... de vogels in het bos
subject - verb - time - wat who - where
ik ga
subject - verb - time - wat who - where
ik ga
A
van - from
B
naar - at, to
C
aan (on)
D
uit - off
Slide 2 - Quiz
Mijn tanden ...
A
poetsen
B
borstelen
C
kammen
D
schoonmaken
Slide 3 - Quiz
Vertaal: "Her hair is clean."
A
Mijn haar is schoon
B
Jouw haar is schoon
C
Zijn haar is schoon
D
Haar haar is schoon
Slide 4 - Quiz
Mag .... open?
A
het glas
B
het huis
C
het raam
D
de deur
Slide 5 - Quiz
Je moet elke maand de huur (the rent)...
A
bestellen
B
bezorgen
C
betalen
D
begrijpen
Slide 6 - Quiz
In welke sector werkt deze persoon?
A
in het onderwijs
B
in de (gezondheids) zorg
C
in de politiek
D
in de kunst
Slide 7 - Quiz
Vertaal: I don't understand you.
A
Ik begrijp jouw niet
B
Ik begrijp jou niet
C
Ik ken jouw niet
D
Ik ken jou niet
Slide 8 - Quiz
Wat een ... bloemen!
A
lekkere
B
mooie
C
vieze
D
verschrikkelijke
Slide 9 - Quiz
Vertaal: "Where is your bike?"
