In groepjes - op een groot vel papier >1) Maak van elk personage in het verhaal een woordweb met zoveel mogelijk eigenschappen van deze persoon (minimaal 5 per persoon).
Denk aan: uiterlijk, karakter, belangrijke kenmerken, relaties met andere personen. Pak het verhaal erbij en kijk wat je hierin kunt vinden over de personages.
2) Zet bij elk personage of het een helper (helpt de hoofdpersoon) of een tegenstander (werkt de hoofdpersoon tegen) is en waarom.
3) Geef in het woordweb van Juliette, vader en moeder met smileys aan hoe sympathiek (leuk/aardig) jullie haar / hem vinden.
Gebruik de theorie op blz. 19
Personages > Juliette, vader, moeder, Louis, Mia, dokter Franssen