VMBO 2 par 5.4 Wat houd je over?

1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Paragraaf 5.4
Wat houd je over

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Leerdoelen
  • Je weet wat de inkoopwaarde is
  • Je weet wat bruto winst is
  • Je weet wat netto winst is

Slide 4 - Slide

Herhalen 5.3
  • Wat is BTW en welke tarieven zijn er
  • Hoeveel procent is de verkoopprijs
  • Hoeveel procent BTW heeft de consumentenprijs van een scooter 
  • De verkoopprijs van een broodje gezond is € 1,65, bereken de Consumentenprijs, rond af op 2 achter de komma

Slide 5 - Slide

Herhalen 5.3
  • Wat is BTW en welke tarieven zijn er  :  9% en 21%
  • Hoeveel procent is de verkoopprijs    :  100%
  • Hoeveel procent BTW is de consumentenprijs van een scooter     21%
  • De verkoopprijs van een broodje gezond is € 1,65, bereken de Consumentenprijs, rond af op 2 achter de komma
    € 1,65 : 100  x 109 = 1,7985   = € 1,80 

Slide 6 - Slide

Leerdoel 
Wat is inkoopwaarde

Slide 7 - Slide

Inkoopwaarde 
Bedrag dat de ondernemer/winkelier heeft betaald voor de producten die hij heeft ingekocht om te verkopen



inkoopwaarde = aantal producten x inkoopprijs 

Slide 8 - Slide

Leerdoel 
Hoe bereken je de bruto winst

Slide 9 - Slide

Bruto Winst
Bruto winst = het verschil tussen omzet* en inkoopwaarde

Bruto winst = verkoop min inkoop
Formule brutowinst = omzet - inkoopwaarde
* wat is omzet en wat is afzet?

Slide 10 - Slide

Voorbeeld Bruto winst
De bakker heeft 100 broden verkocht.
Eén brood kost € 2,- per stuk.
De inkoopprijs van één brood is € 0,75.

Bereken de Bruto winst

Slide 11 - Slide

Voorbeeld Bruto winst
De bakker heeft 100 broden verkocht.
Eén brood kost € 2,- per stuk.
De inkoopwaarde van één brood is € 0,75.
 
Bruto winst
             Verkoop =   100 x 2 = € 200,-
Inkoopwaarde = 100 x 0,75 = € 75,-
     Bruto winst = 200 - 75 = € 125,- 

Slide 12 - Slide

Aan de slag 
Maak de vragen 55 t/m 58 op blz 142/143

Je hebt 6 minuten

timer
6:00

Slide 13 - Slide

Antwoorden
55 Er zijn twee verklaringen:
 - Door veel producten tegelijk in te kopen, bespaart Albert Heijn op kosten, zoals vervoer, verpakking, personeel.
 - Albert Heijn kan van de kwekers eisen dat ze hun komkommers voor een lage prijs aan AH verkopen. Als ze dat niet willen, verliezen ze AH als klant en dan lopen ze veel inkomsten mis.

56 Minder, want het verschil tussen inkoop- en verkoopprijs wordt kleiner.

57 a € 6.843 (omzet) ‒ € 4.140 (inkoopwaarde) = € 2.703 brutowinst
 b € 1.190 (omzet) ‒ € 720 (brutowinst) = € 470 inkoopwaarde

58 A

Slide 14 - Slide

Leerdoel 
Hoe bereken je de netto winst

Slide 15 - Slide

Bedrijfskosten
Naast de kosten van de inkoop heeft de winkelier nog andere kosten, zoals:
- huur
- personeel
- reclame
- elektriciteit
- internet  enzovoort enzovoort

Slide 16 - Slide

Netto winst 
verkoop- inkoop       = bruto winst
  
bruto winst- kosten = netto winst

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Check ✅
  • Wat is de inkoopwaarde

  • Wat is de bruto winst
  • Wat is de netto winst
  • Hoe bereken je de netto winst

Slide 19 - Slide

Aan de slag 5.4
Maak opdrachten op blz.142   59 t/m 66

Klaar?
Maak de herhalingsopdrachten van 5.4 op blz.151
Maak de rekenvragen 18 t/m 23 op blz.155
Vragen?
Steek je hand op, ik kom eraan

Slide 20 - Slide

Oefenen
Lees de theorie van de les nog eens goed door en maak daarna de vragen van  deze lesson up.
Succes!

Slide 21 - Slide

Inkoopwaarde =
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x inkoopprijs
C
afzet x consumentenprijs
D
omzet x afzet

Slide 22 - Quiz

Inkoopwaarde =
A
alle producten die je hebt ingekocht
B
alle producten die je hebt verkocht
C
Alle bedrijfskosten
D
Alle reclamekosten

Slide 23 - Quiz

Een jas kost € 150,-, er zijn er 200 verkocht. De inkoopprijs van één jas is € 40,-. Bereken de omzet
A
30000
B
22000
C
8000
D
110

Slide 24 - Quiz

Een jas kost € 150,-, er zijn er 200 verkocht. De inkoopprijs van één jas is € 40,-. Bereken de inkoop
A
30000
B
22000
C
8000
D
110

Slide 25 - Quiz

Een jas kost € 150,-, er zijn er 200 verkocht. De inkoopprijs van één jas is € 40,-. Bereken de totale bruto winst
A
30000
B
22000
C
8000
D
110

Slide 26 - Quiz

Een jas kost € 150,-, er zijn er 200 verkocht. De inkoopprijs van één jas is € 40,-. Bereken winst per stuk
A
30000
B
22000
C
8000
D
110

Slide 27 - Quiz

Bruto winst =
A
Prijs x hoeveelheid
B
(Nieuw - oud) : oud x 100
C
Bruto - winst
D
Omzet - inkoopwaarde

Slide 28 - Quiz

Netto winst
A
Brutowinst - bedrijfskosten
B
(Nieuw - oud) : oud x 100
C
Netto - winst
D
Omzet - inkoopwaarde

Slide 29 - Quiz

Als de bedrijfskosten hoger zijn dan de bruto winst dan heb je
A
winst
B
verlies

Slide 30 - Quiz