Reading BB16.1

Reading 
Er wordt getoetst of je het volgende kan: 

Niveau A2: Ik kan zeer korte, eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen. 
Niveau A2 plus: Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse, of maan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.
BB16.1.1 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Reading 
Er wordt getoetst of je het volgende kan: 

Niveau A2: Ik kan zeer korte, eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen. 
Niveau A2 plus: Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse, of maan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.
BB16.1.1 

Slide 1 - Slide

Read text 1: Wakey Wakey 
Answer question 1 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1. Je leest tips over uitgerust wakker worden.
Welke tip wordt in de tekst genoemd?

A
Doe ’s avonds voor het slapen gaan wat gymnastiek.
B
Gebruik ’s ochtends de snooze-knop op je wekker.
C
Leg je kleren de avond van tevoren al klaar.
D
Zorg dat je gordijnen géén licht doorlaten.

Slide 4 - Quiz

Read Text 2: Cupcake Cringe
Answer question 2 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

2. Waarvoor schaamde Sophie zich tijdens het winkelen?
A
Ze liep een jongen omver die een schaal cupcakes vasthield.
B
Ze pakte een cupcake zonder ervoor te betalen.
C
Ze stootte een doos met cupcakes om.

Slide 7 - Quiz

Read text 3: 
Lost & Found 

Answer questions from 3 untill 6

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

3. Wat gebeurde er toen Tom Wagner van Louisiana naar California vloog?
(alinea 1)
A
De passagiers klaagden over zijn gesnurk.
B
Het vliegtuig moest onverwacht een tussenlanding maken.
C
Hij sliep waardoor hij zijn overstap miste.

Slide 10 - Quiz

4. Aan wie vroeg Tom hulp om zijn probleem op te lossen? (alinea 2)
A
aan de vliegmaatschappij
B
aan zijn vriendin
C
aan zijn zus

Slide 11 - Quiz

5. Wat beweert de luchtvaartmaatschappij? (alinea 3)
A
dat Tom niet was ontdekt bij een controle na de landing
B
dat Tom niet op de passagierslijst stond geregistreerd
C
dat Tom niet had mogen meevliegen omdat hij hartpatiënt is
D

Slide 12 - Quiz

6. Hoe heeft de vliegmaatschappij de zaak afgehandeld? (alinea 4)
Tom kreeg een
A
boete voor het veroorzaken van een vertraging.
B
gratis vliegreis naar Californië aangeboden.
C
overnachting en een onkostenvergoeding.

Slide 13 - Quiz

Read text 4: 


The shopaholic challenge 

Answer questions 7 and 8

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

7. Wat houdt de shopaholic challenge voor Lucy onder andere in?
A
Ze heeft twee weken de tijd om tien kledingstukken weg te geven.
B
Ze mag twee weken geen nieuwe kleren kopen.
C
Ze moet twee weken elke dag hetzelfde dragen als haar vriendin.

Slide 16 - Quiz

8. Wat heeft Lucy van de shopaholic challenge geleerd?
Ze heeft geleerd hoe ze
A
haar kleren goed kan combineren.
B
zelf haar kleren kan wassen.
C
zuiniger kan zijn op haar kleren.

Slide 17 - Quiz

Read text 5: 
Drain in Dover

Answer question 9

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

9. Wat gebeurde er met een meisje in de Engelse plaats Dover?
A
Ze kwam vast te zitten in een put toen ze haar mobieltje wilde pakken
B
Ze veroorzaakte wateroverlast toen haar mobieltje in de wc viel.
C
Ze viel in het riool omdat er een putdeksel verdwenen was

Slide 20 - Quiz

Read text 6: 
The Middle School/Max Security Prison 

Answer the questions from 10 untill 14

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

10. Welke bewering over de ‘Hills Village Middle School’ is juist? (alinea 1)
A
Daar heeft Rafes oma ook op gezeten.
B
Dat is een heel oud gebouw.
C
Deze staat naast een gevangenis.

Slide 23 - Quiz

In alinea 2 beschrijft Rafe hoe je je kunt gedragen als je de gevangenis in gaat. Geef bij de vragen 11 A tot en met 11 B aan of Rafe het ‘gedrag’ wel of niet noemt.

11A: meteen klappen uitdelen

A
wel
B
niet

Slide 24 - Quiz

In alinea 2 beschrijft Rafe hoe je je kunt gedragen als je de gevangenis in gaat. Geef bij de vragen 11 A tot en met 11 B aan of Rafe het ‘gedrag’ wel of niet noemt.

11B: doen of alles een grap is

A
wel
B
niet

Slide 25 - Quiz

In alinea 2 beschrijft Rafe hoe je je kunt gedragen als je de gevangenis in gaat. Geef bij de vragen 11 A tot en met 11 B aan of Rafe het ‘gedrag’ wel of niet noemt.

11C: slijmen met de bewakers

A
wel
B
niet

Slide 26 - Quiz

In alinea 2 beschrijft Rafe hoe je je kunt gedragen als je de gevangenis in gaat. Geef bij de vragen 11 A tot en met 11 B aan of Rafe het ‘gedrag’ wel of niet noemt.

11D: zorgen dat je niet opvalt

A
wel
B
niet

Slide 27 - Quiz

12. Hoe gedroeg Rafe zich op zijn nieuwe school? (alinea’s 2 en 3)
A
agressief
B
onopvallend
C
populair

Slide 28 - Quiz

13. ‘But I didn’t know any of that yet.’ (alinea 3) Wat wist Rafe nog niet?
A
dat iedereen een vaste plaats had in de klas
B
dat Miller een heel vervelende jongen was
C
dat Miller niet naast hem wilde zitten

Slide 29 - Quiz

14. ‘I already had a fluorescent orange target on my back’ (alinea 4) Wat bedoelt Rafe met deze uitdrukking?
A
Hij was nu al het mikpunt van pesterijen.
B
Hij had de verkeerde kleren aangetrokken die dag.
C
Hij weet nu dat hij het leuk gaat vinden dit jaar.

Slide 30 - Quiz

My plans to become
better in READING are:

Slide 31 - Mind map

This is the end

Slide 32 - Slide