This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nu Nederlands taalverzorging 1.2
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het eind van de les kun je:
Het onderwerp herkennen in de zin.
Weet je of je het enkelvoud of meervoud moet gebruiken.
Slide 2 - Slide
Herhaling
Slide 3 - Slide
Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op 2 manieren vinden:
De zin vragend maken de persoonsvorm komt vooraan te staan.
De persoonsvorm verandert als je de zin in een andere tijd zet. Wanneer gaat Ben naar zijn stagebedrijf. Wanneer ging Ben naar zijn stagebedrijf.
Slide 4 - Slide
timer
1:00
Welke vraag gebruik je om het onderwerp te vinden in een zin?
Slide 5 - Mind map
Onderwerp
Om de persoonsvorm goed te kunnen spellen of schrijven moet je weten of het enkelvoud of meervoud is. Hiervoor kijk je of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.
Het onderwerp van de zin vind je met de vraag:
wie/wat + de persoonsvorm
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Welke zin is goed?
A
De musea is tijdens de museumnacht geopend
B
De musea zijn tijdens de museumnacht geopend.
Slide 8 - Quiz
Welke zin is goed?
A
De ouders van Luuk werkt elk weekend.
B
De ouders van Luuk werken elk weekend.
Slide 9 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin: Op de werkvloer verdelen de monteurs de taken onderling.
A
werkvloer
B
verdelen
C
monteurs
D
taken
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp in deze zin: Op de werkvloer verdelen de monteurs de taken onderling.