Hfst 12.3 Parallel- en serieschakeling (weerstand)

Parallel- en serieschakeling (weerstand)
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Parallel- en serieschakeling (weerstand)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen H12.3
  • 1 Je kunt de regels toepassen voor de spanning en stroomsterkte in een serieschakeling.
  • 2 Je kunt de regels toepassen voor de spanning en stroomsterkte in een parallelschakeling.
  • 3 Je kunt de vervangingsweerstand berekenen van een serie- en van een parallelschakeling.
  • 4 Je kunt de formules voor vermogen en energie toepassen in serie- en parallelschakelingen. 

Slide 2 - Slide

Planning
  1. samenvatting stroomsterkte, spanning, vermogen, energie, capaciteit, diode, LED, transformator?
  2. Nieuwe stof: rekenen met parallel geschakelde weerstanden 
  3. (huiswerk nakijken)
  4. Evalueren

Slide 3 - Slide

Stroomsterkte
  • Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 
Spanning 
  • Hoeveelheid energie dat de elektronen mee krijgen 
van de spanningsbron 
Vermogen
  • De hoeveel energie per seconde dat een apparaat verbruikt 
Weerstand
  • Is de tegenwerkende kracht  van stroom
Capaciteit
  • De hoeveelheid elektrische lading die is opgeslagen in een batterij
C=It
U=IR
P=UI

Slide 4 - Slide

Diode en LED
Diode: 
  • Schakelonderdeel dat één kant stroom doorlaat!

Led: 
  • is een diode die licht uitzendt
  • light emitting diode
  • Wordt vaak gebruikt als controlelampjes

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


Bekijk de afbeelding.
Wat is hier de transformatorverhouding?
Up = 100 V
A
5
B
20
C
100
D
10000

Slide 8 - Quiz


De transformatorverhouding is 5.
Hoe groot is
de secundaire spanning?
Up = 100 V
A
5 V
B
20 V
C
100 V
D
500 V

Slide 9 - Quiz

Wanneer noem je een transformator ‘ideaal’?

A
als de primaire spanning gelijk is aan de secundaire spanning
B
als de primaire stroom gelijk is aan de secundaire stroom
C
als het aantal primaire windingen gelijk is aan het aantal secundaire windingen
D
als het primaire vermogen gelijk is aan het secundaire vermogen

Slide 10 - Quiz

voorbeeldsom
Een deurbel sluit je aan op netspanning (230V), dit is de opgenomen spanning in de primaire stroomkring. Echter is de opgenomen spanning veel te hoog voor een deurbel om goed op te kunnen werken. Er wordt gebruik gemaakt van een transformator om de spanning omlaag te transformeren. de transformator heeft een primaire spoel met 350 wikkelingen. de secundaire spoel heeft 15 wikkelingen. 

Bereken de spanning waarop de deurbel werkt.

Slide 11 - Slide

Wat weet je over weerstanden

Slide 12 - Mind map

12.3 Serie en Parallelschakeling

Slide 13 - Slide

12.3 Serie en Parallelschakeling

Slide 14 - Slide

Vervangingsweerstand serieschakeling berekenen
Vervangingsweerstand
Rtot =
R= R+ R+ R3


Slide 15 - Slide

12.3 Serie en Parallelschakeling

Slide 16 - Slide

12.3 Serie en Parallelschakeling

Slide 17 - Slide

Vervangingsweerstand parallelschakeling berekenen
deze formule hoort bij de vervangingsweerstand in een parallelschakeling!

Slide 18 - Slide

oefensom
- Bereken de vervangingsweerstand.

- Bereken de stroomsterkte door de 
vervangingsweerstand.

Slide 19 - Slide

oefensom

Slide 20 - Slide

Oefensom
Bereken de vervangings-
weerstand Rv .

Slide 21 - Slide

Oefensom
Bereken de vervangings-
weerstand Rv .

Slide 22 - Slide

Wat weet je over weerstanden

Slide 23 - Mind map

Je ziet in de tekening de stroomsterkte op verschillende plekken. De totale stroomsterkte is 2 ampère. Wat is de stroomsterkte op alle 5 de plekken?
A
I1 = I2 = I3 = I4 = I5 = 2A
B
I1 = 0,4A; I2 = 0,A8A; I3 = 1,2A;I4 = 1,6 A; I5 = 2A
C
I1 = I2 = I3 = I4 = I5 = 0,4A
D
Geen van deze antwoorden is juist

Slide 24 - Quiz

Wat is het symbool van weerstand?
A
I
B
R
C
U
D
P

Slide 25 - Quiz

Met welke formule bereken je de weerstand?

A
U=RI
B
R=IU
C
R=UI
D
I=UR

Slide 26 - Quiz

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?
A
200Ω
B
801Ω
C
1,8kΩ
D
Dat hangt van de spanning af.

Slide 27 - Quiz

Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t

Slide 28 - Quiz

Eenheid van spanning is:
A
Ampere
B
Watt
C
Volt

Slide 29 - Quiz

Welke formule kun je ook gebruiken om de spanning uit te rekenen?
A
U = P : I
B
U = R : I
C
U = I : P
D
U = I x P

Slide 30 - Quiz

Hoe heet de meter waarmee je de spanning kunt meten?
A
Voltmeter
B
Ampèremeter
C
Ohmmeter
D
Kilowattuurmeter

Slide 31 - Quiz

Stroomsterkte is:
A
hoeveelheid elektronen
B
Bewegende elektronen
C
elektronen met veel energie
D
Hoeveelheid bewegende elektronen

Slide 32 - Quiz

Het symbool van vermogen is ........
en de eenheid van vermogen is .........

A
P en W
B
U en V
C
I en A
D
P en mA

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Hoe was je inzet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 36 - Mind map

Afsluiting: we weten.................
  1.  Je kunt de regels toepassen voor de spanning en stroomsterkte in een serieschakeling.
  2.  Je kunt de regels toepassen voor de spanning en stroomsterkte in een parallelschakeling.
  3.  Je kunt de vervangingsweerstand berekenen van een serie- en van een parallelschakeling.
  4.  Je kunt de formules voor vermogen en energie toepassen in serie- en parallelschakelingen. 

Slide 37 - Slide

Hebben we alle lesdoelen besproken?
-1100

Slide 38 - Poll

Zijn de lesdoelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll