Persoonsvorm in samengestelde zinnen

DOELEN


- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen

samengestelde zinnen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

DOELEN


- je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen correct spellen

samengestelde zinnen

Slide 1 - Slide

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN


Er zijn zinnen met één persoonsvorm (enkelvoudige zin) en zinnen met meer persoonsvormen (samengestelde zin).

Hoe vind je de persoonsvormen?
Zet de zin in een andere tijd (tijdproef):
Je maakt van de tegenwoordige tijd verleden tijd, of andersom. 
De werkwoorden die veranderen, zijn de persoonsvormen. 

Slide 2 - Slide

PERSOONSVORMEN

IN EEN SAMENGESTELDE ZIN


VOORBEELDEN:

Lotte denkt dat haar cijfer een voldoende is.
-> Lotte dacht dat haar cijfer een voldoende was.


Hij heeft zijn huiswerk niet gemaakt.
-> Hij had zijn huiswerk niet gemaakt. 

Slide 3 - Slide

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN


Je weet nu hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen, maar hoe spel je ze goed?



Slide 4 - Slide

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN


1. Tegenwoordige of verleden tijd?

Vaak kun je aan de zin zien welke tijd je moet gebruiken. Bijvoorbeeld:

Toen Sem gisteren het verhaal (vertellen), (lachen) zijn klasgenoten. 



Slide 5 - Slide

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN


2. Kijk of je enkelvoud of meervoud moet gebruiken.

Zoek de onderwerpen. Bijvoorbeeld:

Toen Sem  (enkelvoud) gisteren het verhaal (vertellen), (lachen) zijn klasgenoten (meervoud). 



Slide 6 - Slide

PERSOONSVORM IN SAMENGESTELDE ZINNEN


3. Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Bepaal hoe je het werkwoord moet schrijven. 

Toen Sem gisteren het verhaal vertelde, lachten zijn klasgenoten (meervoud). 



Slide 7 - Slide

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

(Loop / liep) jij straks naar het evenement of (neem / nam) jij de bus?
A
loop / neem
B
loop / nam
C
liep / neem
D
liep / nam

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Op de veiling gisteren (biedt / bood) mijn oom op een schilderij, maar een andere koper (heeft / had) een hoger bod.
A
biedt / heeft
B
biedt / had
C
bood / heeft
D
bood / had

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Wanneer mijn tante naar Amerika (verhuist / verhuisde), (neemt / nam) ze haar huisdieren mee.
A
verhuist / neemt
B
verhuist / nam
C
verhuisde / neemt
D
verhuisde / nam

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Liesbeth (graaft / groef) gisteren allemaal gaten in de tuin, want ze (moet / moest) zo drie grondsoorten inleveren bij aardrijkskunde.
A
graaft / moet
B
graaft / moest
C
groef / moet
D
groef / moest

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Sommige mensen (bloost / blozen) altijd als ze het woord (krijgt / krijgen).
A
bloost / krijgt
B
bloost / krijgen
C
blozen / krijgt
D
blozen / krijgen

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm van de persoonsvorm:

Mijn broertje (brandde / brandden) bijna zijn vingers, toen hij de kaarsen (aanstak / aanstaken).
A
brandde / aanstak
B
brandde / aanstaken
C
brandden / aanstak
D
brandden / aanstaken

Slide 13 - Quiz

PERSOONSVORMEN IN SAMENGESTELDE ZINNEN


Eerder leerde je hoe je de persoonsvormen en onderwerpen kunt vinden in samengestelde zinnen.


Nu leer je de persoonsvormen goed spellen.



Slide 14 - Slide

PERSOONSVORMEN

 IN SAMENGESTELDE ZINNEN

Juist spellen van de persoonsvormen:

- Controleer of het werkwoord een persoonsvorm is

- Kijk of het werkwoord in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) staat

- Kijk naar het onderwerp om te zien of de pv enkelvoud (ev) of meervoud (mv) is

- Vul de juiste vorm van het werkwoord in


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Het sportshirt (zitten) nog in mijn tas, maar ik (zullen) het zo in de wasmachine stoppen.

Slide 17 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Toen de brandweer (arriveren), (takelen) de brandweerlieden de vrachtwagen snel uit de sloot.

Slide 18 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

De president van Rusland (komen) volgende week naar Nederland en dan (ontmoeten) hij onze koning.

Slide 19 - Open question

Noteer de juiste vorm van de persoonsvorm:

Gisteren (repareren) de fietsenmaker mijn fiets, maar nu (zijn) de ketting alweer kapot.

Slide 20 - Open question

Aan de slag
§13 persoonsvorm in samengestelde zinnen

Online: Trainen spelling paragraaf 3

Slide 21 - Slide

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 22 - Open question