Hoofdstuk 5 (k4)

Wederuitvoer is …
A
het invoeren van goederen die daarna meteen aan het buitenland worden doorverkocht
B
het gelijktijdig in- en uitvoeren van producten
C
het herhaaldelijk uitvoeren van dezelfde producten
D
geen van bovenstaande antwoorden is goed
1 / 14
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Wederuitvoer is …
A
het invoeren van goederen die daarna meteen aan het buitenland worden doorverkocht
B
het gelijktijdig in- en uitvoeren van producten
C
het herhaaldelijk uitvoeren van dezelfde producten
D
geen van bovenstaande antwoorden is goed

Slide 1 - Quiz

Import is...
A
Een Nederlander op vakantie in Spanje
B
Een Duitser op vakantie in Nederland
C
Een Nederlander op vakantie in Nederland
D
Een Duitser op vakantie in Duitsland

Slide 2 - Quiz

De export:
A
kost geld
B
levert geld op

Slide 3 - Quiz

Export is
A
Een Nederlander op vakantie in Spanje
B
Een Duitser op vakantie in NL
C
Een Nederlander op vakantie in NL
D
Een Duitser op vakantie in DL

Slide 4 - Quiz

Import is
A
Het uitvoeren van binnenlandse producten
B
In eigen land producten kopen.
C
Het invoeren van buitenlandse producten
D
In eigen land producten verkopen

Slide 5 - Quiz

de exportquote is:
A
De uitvoerwaarde
B
de uitvoerwaarde als % van net nationaal inkomen
C
de invoerwaarde
D
Geld wat binnenkomt

Slide 6 - Quiz

Protectiemaatregelen zijn:
A
Handelsvrijheden
B
Handelsbelemmeringen

Slide 7 - Quiz

Contigentering betekent ...
A
beperking van de export van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
B
vergroting van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
C
beperking van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid.

Slide 8 - Quiz

In de EU zijn geen invoerrechten.
Wat zijn invoerrechten?
A
Belasting over spullen uit het buitenland
B
Belasting over spullen naar het buitenland
C
Een soort BTW
D
Exportbelastingen

Slide 9 - Quiz

Wat is geen kenmerk van de interne markt?
A
Goederen en diensten mogen vrij verhandeld worden tussen de aangesloten landen.
B
Meer concurrentie is een gevolg hiervan.
C
Hogere prijzen is een gevolg hiervan.
D
Een Nederlander kan zonder veel problemen in Duitsland werken.

Slide 10 - Quiz

Wat is de EMU
A
Europese Militaire Unie
B
Euro Munt Unie
C
Europese Munt Unie
D
Europese Monetaire Unie

Slide 11 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een land met een gesloten economie?
A
Weinig import en weinig export in verhouding tot de productie.
B
Veel import en weinig export in verhouding tot de productie.

Slide 12 - Quiz

Wat hoort bij vrijhandel?
A
Contingentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffing
D
Geen belemmeringen

Slide 13 - Quiz

Globalisering is:
A
De groei van mensen in steden
B
De toenemende uitwisseling van informatie en goederen wereldwijd
C
De toename van influencers op Instagram
D
De toenemende afname van mensen die in fabrieken werken in westerse landen

Slide 14 - Quiz