GL2 Tekstverbanden en signaalwoorden

Nederlands
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2,3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Even een terugblik: Hoe vind je de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Video

Lezen
Een tekstverband is een verband tussen alinea's, zinnen en woorden. Je herkent ze aan de signaalwoorden. (Let op!)
1. Opsommend tekstverband
2. Tegenstellend tekstverband
3. Toelichtend tekstverband (voorbeeld)
4. Chronologisch tekstverband

Slide 4 - Slide

Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde zaken genoemd:

Zij heeft een nieuwe iPad, maar Jaap heeft een ander tablet.

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel,  enz.

Slide 5 - Slide

Chronologisch verband
Een chronologisch verband geeft de tijdsvolgorde van gebeurtenissen aan.

Signaalwoorden: Nu, straks, toen, morgen, daarna etc. 
Voorbeeld:

Vroeger hield ik nooit van wandelen, nu ben ik er dol op.

Slide 6 - Slide

Opsommend verband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.

Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen." 

Signaalwoorden: ten eerste, bovendien, niet alleen, verder, enz.

Slide 7 - Slide

Toelichtend verband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.

Ik ben gek op taarten, zoals appel- of perentaart.

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen/alinea's leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het deelonderwerp
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 10 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband 'chronologisch'?
A
Terwijl
B
Daarnaast
C
Toch
D
Bovendien

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor'chronologisch'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een toelichting?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 15 - Quiz

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 16 - Quiz


Zoek signaalwoord en tekstverband:
Eerst was zijn band lek en vervolgens moest hij naar huis lopen.
A
eerst opsomming
B
eerst/ vervolgens opsomming
C
eerst chronologisch
D
eerst/vervolgens chonologisch

Slide 17 - Quiz

Welke vragen heb je nog over de theorie?

Slide 18 - Mind map

Aan de slag!
Wat? Maak Meer dan lezen par. 4 (blz 22) opdr. 1 in je schrift.
Tijd: 10 minuten
Hoe? Je mag fluisterend overleggen met degene naast wie je zit (niet achter of voor je!)
Hulp? Steek je vinger op als je er niet uitkomt, dan kom ik langs.
Klaar? Ga verder met opdracht 2.
Resultaat? Volgende les nakijken.

Slide 19 - Slide