2H - Grammatica

2Hd
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

2Hd

Slide 1 - Slide

2H
Grammatica - zinsontleding

Slide 2 - Slide

Grammatica:
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
A
Maak van de zin een vraag.
B
Zet de zin in een andere tijd.
C
Verander het getal van de zin.
D
Er staat altijd een lidwoord voor de persoonsvorm.

Slide 3 - Quiz

Grammatica zinsdelen hebben veel leerlingen bij de toets moeilijk gevonden.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
hebben gevonden
B
moeilijk gevonden
C
gevonden
D
grammatica zinsdelen

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.

Slide 5 - Quiz

Het lijdend voorwerp:
A
geeft aan voor wie iets bestemd is
B
zijn alle werkwoorden uit de zin
C
ondergaat iets
D
geeft antwoord op vragen als: Hoe? Waar? Wanneer?

Slide 6 - Quiz



Het meewerkend voorwerp ...
A
ondergaat iets
B
is de ontvanger (aan wie/voor wie)

Slide 7 - Quiz


De bijwoordelijke bepaling....
A
Geeft o.a. antwoord op vragen met: Waar? Wanneer?
B
Geeft geen duidelijke handeling weer.
C
Is alles wat overblijft in de zin.
D
Ondergaat de handeling van het onderwerp.

Slide 8 - Quiz

Voorkennis
Neem de volgende zinnen over in je schrift:
1. Aan wie geeft de regering extra geld?
2. Tijdens het toernooi zal de sponsor de drankjes betalen.
3. De docent gaf hem het proefwerk terug.
4. Na het eindsignaal dansten de spelers van Italië over het veld.
5. De planten werden twee keer per week besproeid.  
6. Het huis is door de makelaar op een miljoen getaxeerd.  
7. Ik ben voor de opening van de feestweek uitgenodigd. 
8. Zij heeft de boodschappen voor de buurman gedaan. `
9. Dat verhaal van de ontsnapping is erg mooi verteld. 





















Slide 9 - Slide

Ontleed de zinnen met de juiste tekens. 
- Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
- Meewerkend voorwerp
- Bijwoordelijke bepaling
Klaar? -> Lezen in je leesboek

Slide 10 - Slide

Les 2: Naamwoordelijk gezegde
Neem de volgende zinnen over in je schrift:
1 Mijn broer lijkt van de een op de andere dag ontzettend sportief te zijn.

2 Na volgende week schijnt het erg koud te worden.

3 Door vervelende omstandigheden is Olaf jammergenoeg geen prijswinnaar.

4 Na uren zwoegen is Robin uiteraard doodmoe.

5 Joas schijnt opeens ontzettend ziek te zijn geworden.





















Slide 11 - Slide

Les 3: WG of NG?
Neem de volgende zinnen over in je schrift en ontleed ze:
1. Jij wordt nog eens ernstig ziek. 
2. De planten werden twee keer per week besproeid. 
3. Het huis is door de makelaar op een miljoen getaxeerd. 
4. Dat verhaal over de piramides is erg mooi. 
5. Mijn broer is vorig jaar piloot geworden. 
6. Karel was altijd aardig voor zijn teamgenoten. 
7. Gisteren is het nog erg gezellig geworden. 
8. Ik ben voor de opening van de feestweek uitgenodigd. 
9. Zij heeft de boodschappen voor de buurman gedaan. 
10. Dat verhaal van de ontsnapping is erg mooi verteld.






















Slide 12 - Slide

Huiswerk
Dinsdag 28 november
Online - cursus 5, paragraaf 5

Donderdag 30 november
Boekopdracht 1 inleveren + leesboek 2 meenemen





















Slide 13 - Slide

Les 4
Lesdoelen
- Je kunt het verschil tussen een enkelvoudige zin en samengestelde zin uitleggen. 
- Je kunt een enkelvoudige en samengestelde zin herkennen. 
- Je kunt het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin uitleggen. 

Huiswerk: Online maken: cursus 5, paragraaf 9





















Slide 14 - Slide

Les 4:
Zinsoorten
Enkelvoudige zin
Een zin met 1 persoonsvorm. 
Karel heeft de verwarming lager gezet. 
Samengestelde zin
Een zin met meerdere persoonsvormen. 
Karel zet de verwarming lager, want hij heeft het warm. 
Hoofdzin (nevenschikking)
- PV en OW staan naast elkaar. 
- PV staat op 1ste of 2de plek in de zin. 
Karel zet de verwarming lager, want hij heeft het warm. 
Bijzin (onderschikking)
- Tussen het PV en OW kunnen andere woorden staan. 
- PV staat vaak achteraan in de zin. 
- Een bijzin kun je vervangen door 1 woord. 
Omdat Karel het warm heeft, zet hij de verwarming lager. 
Een zin heeft ALTIJD minimaal 1 hoofdzin.
Een zin heeft soms (meerdere hoofd- en bijzinnen)

Slide 15 - Slide

Oefenzinnen
1. Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe tas.
2. Of de mooiste tas afgeprijsd is, moet ik nog gaan onderzoeken.
3. Ik heb al online gezocht naar een tas, maar ik heb geen tas gevonden.
4. Ik heb een nieuwe tas nodig, omdat mijn oude kapot is gegaan.
5. Vandaag ga ik een nieuwe tas kopen, omdat de tas in de aanbieding is.

- Wat is/zijn de hoofdzin(nen)?
- Wat is/zijn de bijzin(nen)?
- Wat is de structuur van de zin? (HZ-HZ / HZ-BZ / BZ-HZ)






















Slide 16 - Slide