Toetsvoorbereiding woordenschat HA2

Toetsvoorbereiding 
Woordenschat 

H1 vergelijkingen
H2 Metafoor en personificatie
H3 Vaste voorzetsels+ uitdrukkingen
H4 Rijmende uitdrukkingen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Toetsvoorbereiding 
Woordenschat 

H1 vergelijkingen
H2 Metafoor en personificatie
H3 Vaste voorzetsels+ uitdrukkingen
H4 Rijmende uitdrukkingen

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1 Vergelijkingen
Bij een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken
het object (=echt)
het beeld (=waar het op lijkt)

Ik heb een geheugen als een vergiet.
geheugen=object, vergiet= beeld

Hij (object) is zo sterk  als een beer (beeld).

A= (als) B

Slide 2 - Slide

Hoe herken je een vergelijking?
Let op deze woorden:
als:                Hij is zo sterk als een beer.
alsof:            Je loog tegen mij alsof ik een kind was.
van :             Hij is een boom van een kerel.
Soms ontbreekt het vergelijkingswoordje!
- Zij heeft een hart van goud.
-Het water is ijskoud.
Maar:

A=B
geldt nog steeds!

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 2: Metafoor
Bij een metafoor wordt de werkelijkheid niet genoemd,
maar direct vervangen door een beeld.
-Het stelletje brulapen achterin de klas zorgde weer voor veel lawaai.
-Je moet die zwijnenstal echt eens opruimen.

Hier geldt dus niet a=b!

Slide 4 - Slide

Metafoor: nog een aantal voorbeelden
Aan de voet van de berg groeien allerlei bloemen.

Al die plastic soep is slecht voor de dieren in de zee.

Hij heeft een gat in zijn hand.


Slide 5 - Slide

Hoofdstuk 2: Personificatie
Bij een personificatie krijgen levenloze voorwerpen een eigenschap van een mens of een ander levend wezen.

De wind huilt door de bergen.
De stoel kreunde onder zijn gewicht.
In het zonlicht dansten talloze stofjes.

Slide 6 - Slide

Even oefenen!

Slide 7 - Slide

Hij is zo doof als een kwartel.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 8 - Quiz

Het opvangkamp bood de vluchtelingen een veilige haven.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 9 - Quiz

Leon, een boom van een vent, sloeg de inbreker neer.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 10 - Quiz

Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 11 - Quiz

De kerktoren kijkt uit over de hele stad.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 12 - Quiz

Het schip van de woestijn sjokte in een rustig tempo door het rulle zand naar de oase.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 13 - Quiz

Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 14 - Quiz

De zon lachte hem stralend toe.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 15 - Quiz

De minister-president staat aan het roer van de regering.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 16 - Quiz

Ik kan nu onderscheid maken tussen een vergelijking, een metafoor en personificatie.
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 17 - Poll

Hoofdstuk 3: Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen
Sommige werkwoorden en woordcombinaties hebben vaste voorzetsels.


denken aan
letten op
kijken naar
houden van
akkoord gaan met
commentaar hebben op
bezuinigen op
het eens zijn met

Slide 18 - Slide

Nog een aantal voorbeelden:
-Met behulp van
-Met betrekking tot
-Onder invloed van
-Ten gevolge van
-Op basis van
-Lachen om
-Informeren naar
-Door middel van
-Invulling geven aan
-Op grond van
-Ten aanzien van
-Aan de hand van
-Synoniem staan voor
-Teruggaan naar


Slide 19 - Slide

Even oefenen!

Slide 20 - Slide

aan
in
van
op
Ontkomen
slecht
zijn
genieten
een 
overwinning
behalen

Slide 21 - Drag question

van
aan
naar
tot
In aanloop
Als
gevolg
Bij 
gebrek
In 
tegenstelling

Slide 22 - Drag question

Uitdrukkingen die te maken hebben met geld.
Voor iemand met geld is alles mogelijk.
De prijs van een product zegt vaak iets over de kwaliteit.

Geld in een hopeloze zaak steken.
Met geld kun je strafbare dingen verdoezelen (verbergen).
Voor geld
gaan alle
deuren open.
Geld dat stom is, maakt
recht wat krom is.
Alle waar
is naar zijn geld.
Goed geld naar kwaad geld gooiden.

Slide 23 - Drag question

Hoofdstuk 4: Rijmende uitdrukkingen
Twee soorten rijm:

1. Alliteratie: beginletter steeds hetzelfde:
Heerlijk, helder, Heineken
Dubbel en dwars
Van top tot teen
2. Eindrijm: de eindklank rijmt:
In geuren en kleuren




Slide 24 - Slide

Advies 
en hulp
Ruim
Meer dan 100%
Heel erg
Helemaal
Helemaal niks
Geen woord
Boe
noch 
bah
Raad en
daad
Dubbel
en dwars
Van top
tot
teen

Slide 25 - Drag question

Meteen
Direct
Overal
handelingen
en 
gedrag
Opzettelijk
en
bewust
Handel
en wandel
Willens
en 
wetens
Op stel en sprong
Wijd en
zijd

Slide 26 - Drag question

Volledig/
Helemaal
Door veel
tegenslagen
klaar
heel erg
niemand
Ik erger me groen en
geel
Met huid en
haar
Door schade
en schande
Alles is 
in kannen en kruiken.
Kind noch kraai

Slide 27 - Drag question