This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Goals
At the end of this lesson...
You know how and when to use much and many
Slide 2 - Slide
Much or many?
Slide 3 - Slide
Wat betekenen de woorden much & many?
Slide 4 - Mind map
Veel
much
many
Slide 5 - Slide
Je zet much of many voor zelfstandige naamwoorden. Je wil namelijk zeggen dat je ergens 'veel' van hebt. Maar wat zijn zelfstandige naamwoorden ook alweer?
Slide 6 - Open question
Which one should you use?
Many --> voor telbare zelfstandige naamwoorden
I have got many questions.
Do you have many friends?
Much --> voor ontelbare zelfstandige naamwoorden
We don't have much homework.
There is much snow left.
Slide 7 - Slide
Een woord is telbaar wanneer:
je het kunt tellen (duh!) --> 1 dog - 2 dogs
je er a of an voor kunt zetten --> a girl, an orange